Onderdeel van de
tentoonstelling

PINBALL WIZARD THE WORK AND LIFE OF JACQUELINE DE JONG

9 feb t/m 18 aug 2019

Longread — 7 feb 2019 — Ellef Prestsæter

We bereiden momenteel een uitgave voor van ons tijdschrift The Situationist Times (no. 7) over flipperkasten, dat wil zeggen over alles wat met zijn geschiedenis te maken heeft en alle mogelijke beelden die ervan zijn gemaakt. […] Ons tijdschrift is een half niet-commercieel (avant-garde) kunstmagazine. We hadden eerder bijvoorbeeld een uitgave over Labyrint, één over kettingen en ringen, eentje over weef- en vlechtpatronen etc. De uitgave over flipperkasten zal een kaart bevatten met alle café’s etc. met zo’n kast, en dan welk merk ze zijn, welk type, wanneer je een gratis spel krijgt, de bonussen etc. […] We hebben zelf een Gottlieb ‘Gaucho’ en zijn er erg blij mee.

Deze brief, die dateert van 6 maart 1973, en is getekend door Jacqueline de Jong en haar toenmalige partner, Hans Brinkman, was gericht aan potentiële samenwerkingspartners voor een nooit gerealiseerde zevende uitgave van het tijdschrift The Situationist Times.

Foto gemaakt door Jacqueline de Jong in de Jardin des Plantes, Parijs. Afgedrukt in ‘The Situationist Times’ 4.
Foto gemaakt door Jacqueline de Jong in de Jardin des Plantes, Parijs. Afgedrukt in ‘The Situationist Times’ 4.

Meer dan een decennium was verstreken sinds het verschijnen van het eerste nummer van het tijdschrift dat op de meest agressief onbuigzame manier een schisma binnen de Situationistische Internationale (S.I.) documenteerde en bevestigde. Bovendien was er bijna zes jaar verstreken sinds de meest recente uitgave, een ‘Internationale Parijse Editie’, die bestond uit originele lithografieën van drieëndertig kunstenaars die toen in Parijs woonden, en zo een momentopname van de Parijse kunstscene opleverde. Niets van dit alles wordt genoemd in het relaas over de geschiedenis van het tijdschrift in de brief uit 1973. De redactie richt zich in plaats daarvan op wat misschien wel de kern vormt van de culturele contributie van het tijdschrift: de derde, vierde en vijfde uitgave, gewijd aan respectievelijk weef- en vlechtpatronen, labyrinten en ringen. In deze nummers rangschikte De Jong honderden foto’s op basis van topologie, de wiskundige studie van vormen en ruimtelijke eigenschappen die bewaard blijven bij voortdurende vervorming. De voorgestelde ‘flipperkast-uitgave’ zou een terugkeer betekenen naar de topologische verkenningen van deze drie nummers en hun manier om een uitputtend inventaris over een bepaald onderwerp te onderzoeken en samen te stellen. Zoals De Jong en Brinkman het in de hierboven aangehaalde brief stellen: ‘Eigenlijk is alles over het onderwerp van groot nut voor ons.’1

Zaalopname ‘Jacqueline de Jong & The Situationist Times: Same Player Shoots Again’, Malmö Konsthall, Zweden, 15 september 2018–13 januari 2019. Foto: Malmö Konsthall.
Zaalopname ‘Jacqueline de Jong & The Situationist Times: Same Player Shoots Again’, Malmö Konsthall, Zweden, 15 september 2018–13 januari 2019. Foto: Malmö Konsthall.
Foto gemaakt door Hans Brinkman voor het geplande pinball-nummer van ‘The Situationist Times’.
Foto gemaakt door Hans Brinkman voor het geplande pinball nummer van ‘The Situationist Times’.

In de geschiedenis van de drukwerkcultuur lijkt niets op de drie middelste nummers van The Situationist Times. Dat dit ‘half niet-commercieel (avant-garde) kunstmagazine’ opviel werd bevestigd door het bulletin van het Institute of Contemporary Art (ICA) in Londen. In de uitgave van maart 1964 werd het tijdschrift in de rubriek ‘Something different’ aangeprezen om de manier waarop dit verschilde van andere kunsttijdschriften, ‘die er allemaal ongeveer hetzelfde uitzien’:

The Situationist Times, gepubliceerd door een jong meisje, Jacqueline de Jong in Parijs, verschijnt drie keer per jaar, en elk nummer gaat over een ander specifiek onderwerp. Het is een tijdschrift om te ervaren in plaats van alleen te lezen. Het laatste nummer, met als thema labyrinten, bevat artikelen over topologie, tarotkaarten, nieuwe muziek, labyrintische helderheid, prehistorische labyrinten, analytische labyrinten en gewoon labyrinten, in bijna elke taal onder de zon inclusief een onmogelijk, maar zeer plezierig, Engels.

The Situationist Times was inderdaad afwijkend. De redacteur was zelfs zo vrij om het oneens te zijn met de lovende beschrijving van haar tijdschrift. In een brief aan Jasia Reichardt, adjunct-directeur van het ICA en later curator van belangrijke tentoonstellingen als Cybernetic Serendipity (1968), reageerde De Jong met karakteristieke humor. Erop wijzend dat ze ‘helemaal niet zo jong meer was’ en dat ‘schilderen mensen heel snel oud maakt’, hield De Jong vol dat de hele beschrijving in ‘het bulletin helemaal verkeerd is, alleen dat ons Engels hilarisch is, is absoluut waar, maar we komen naar buiten als we er zin in hebben en wanneer we praktisch gezien kunnen, en niet 3 keer per jaar’.2

Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.
Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.

De brief wordt gekenmerkt door de laconieke, pragmatische oriëntatie die nodig is voor een succesvolle redacteur van een dergelijk tijdschrift, de scherpe zin voor wat, op elk moment, kan worden gedaan. Zo vraagt De Jong aan Reichardt of ze een drukker in het Verenigd Koninkrijk kent die misschien schilderijen in plaats van contant geld zou willen accepteren in ruil voor zijn diensten. The Situationist Times is gemaakt van kunst en door een kunstenaar, maar het zou misleidend zijn om het magazine te zien als een kunsttijdschrift in enge zin. In zijn meertalige en transdisciplinaire uitbundigheid, werd The Situationist Times een van de meest opwindende en speelse tijdschriften van de jaren 60, met een cross-culturele signatuur, maar tegelijk stevig geworteld in de tegencultuur. In de zes opmerkelijk diverse nummers die in de jaren 1962-1967 werden gepubliceerd, daagde het tijdschrift niet alleen veronderstellingen uit over wat het betekent om een Situationist te zijn, maar ook traditionele begrippen van cultuur in bredere zin, en de wijze waarop cultuur wordt gecreëerd, geformatteerd en gedeeld.

Deze rijkdom wordt nu toegankelijk gemaakt via een online interface waarmee je alle nummers van The Situationist Times kunt verkennen, begeleid door Jacqueline de Jong, die de ontstaansgeschiedenis van het tijdschrift vertelt in een reeks videoclips. Het is een leuke oefening om je de ideale lezer van The Situationist Times voor te stellen, die inderdaad iets was om te ‘ervaren in plaats van alleen te lezen’. Hij of zij zou niet alleen Duits, Frans, Italiaans en Engels moeten lezen, naast een aantal Scandinavische talen, maar zou ook in staat zijn om bladmuziek ten gehore te brengen, complexe algoritmen uit te voeren en politieke programma’s in de praktijk te brengen. 

Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.
Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.

De zesde uitgave vraagt zowaar om een ‘analfabete’ lezer. Zelfs Jacqueline de Jong zou niet aan dit profiel voldoen, en dat was natuurlijk gedeeltelijk het punt. The Situationist Times verplettert consequent iedere poging om het geheel in je op te nemen en te beheersen. Dit erkennend nodigt de online interface je uit om op drie manieren door de weelde van het tijdschrift te navigeren: je kunt zijwaarts bladeren door de pagina’s van elk nummer, de volgorde van de video-opnames volgen of de transcriptie van de gesprekken met Jacqueline lezen. De drie niveaus zijn onderling verbonden, zodat wanneer je naar een nieuw punt springt (door de tijdcursor in de videospeler te verplaatsen, door de pagina’s te bladeren of op een alinea in de transcriptie te klikken), de andere twee automatisch worden gesynchroniseerd.

‘Een tijdschrift uitgeven betekent een intensievere relatie aangaan met het huidige moment’, zegt Gwen Allen in haar studie Artists’ Magazines, en ze voegt eraan toe: ‘Anders dan boeken, die bedoeld zijn voor toekomstige generaties, zijn tijdschriften onbetwistbaar tijdelijk.’3 Ook in dit opzicht verschilde The Situationist Times van andere tijdschriften. Het is niet alleen dat het magazine een onregelmatige publicatiefrequentie had, maar dat het de status van het boek nastreefde, ‘bedoeld […] voor toekomstige generaties’, of misschien beter gezegd, dat van een archief dat materialen voor toekomstig gebruik omvat. Ik zeg niet dat het tijdschrift niet van die tijd was, en dat het niet een plaats was van twist, interventie en expressie in het onmiddellijke heden. Een snelle blik op het materiaal zal dat bevestigen. Maar het geeft tegelijk het gevoel dat het ons vandaag de dag nog steeds aanspreekt als tijdgenoten.

Dit is in ieder geval de werkhypothese van het tentoonstelling-, publicatie- en digitaliseringsproject These are Situationist Times (2018–2019). De naam van het project beoogt een dubbel gebaar door enerzijds historisch materiaal toegankelijk en aanwezig te maken (door tentoonstellingen en een online interface) en anderzijds te suggereren dat de tijd van The Situationist Times in zekere zin de onze is. In een nog te verschijnen publicatie wordt dit idee verder besproken en getest door een grote verscheidenheid aan wetenschappers, kunstenaars en activisten.4

Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.
Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.

Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld de manier waarop The Situationist Times een pionier was van wat vandaag ‘artistiek onderzoek’ wordt genoemd, en de wijze waarop het tijdschrift het gebruik van onmogelijk en hilarisch Engels omarmt, door schrijvers van wie dit niet de moedertaal is. Het laatste werkt mogelijk bevrijdend in een tijd waarin het fenomeen dat bekendstaat als International Art English wereldwijd wordt gesystematiseerd, verspreid en betwist.5 Het meest cruciaal is echter de manier waarop The Situationist Times werd voorgesteld als een bijdrage aan een deelcultuur en opgevat als een transformatief, gemeenschappelijk archief: ‘Alle reproductie, vervorming, aanpassing, toe-eigening en verandering van The Situationist Times is toegestaan.’6

Enkele historische aanwijzingen en feiten kunnen hier van nut zijn voor de hedendaagse lezer. De Jong sloot zich aan bij de S.I., een revolutionaire avant-gardistische stroming die in 1957 werd opgericht, met daarin leidende figuren zoals de Franse schrijver en filmmaker Guy Debord en de Deense kunstenaar Asger Jorn, die later, toen ze begin twintig was, haar partner zou worden. In een vergadering van het centraal comité van de S.I. in Brussel in 1961 stelde De Jong de publicatie van een Engelstalig tijdschrift genaamd The Situationist Times voor, als aanvulling op Internationale Situationniste en Spur, het tijdschrift uitgegeven door de Duitse factie van de groep.

Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.
Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.

Tegen de tijd dat in 1962 het eerste nummer verscheen had de S.I. echter al afscheid genomen van De Jong, onder wier hand het tijdschriftproject onherkenbaar was veranderd. De eerste twee nummers van The Situationist Times werden samen uitgegeven met de Franse patafysicus Noël Arnaud. Beide publicaties gaan uitgebreid in op het proces tegen het in München gevestigde collectief SPUR, wiens tijdschrift in Duitsland was aangeklaagd voor onzedelijkheid rond de tijd dat de leden van de groep werden uitgesloten van de S.I. In het daaropvolgende conflict werd De Jong ook uitgesloten. Haar vernietigende confrontatie met Guy Debord en de S.I. spreidt zich uit over elf handgeschreven pagina’s van het eerste nummer: ‘Ik ben er trots op dat je ons gangsters noemt, maar je hebt het mis. We zijn erger; wij zijn Situationisten.’ Toen het tijdschrift van de drukker kwam, was Arnaud euforisch en doopte De Jong de ‘Godin van de Situatie’.7 Debord, van zijn kant, zou het tijdschrift de De Jong Times noemen.

The Situationist Times had een geheel andere toon en kleur dan de sobere lay-out van de Internationale Situationniste. In wezen behandelde De Jong het tijdschrift als een soort uitgebreide collage, waarbij een knip-en-plakprocedure werd gevolgd die hand in hand ging met het offsetdrukproces en de voorbereidende ‘plaksessies’. De eerste nummers van het tijdschrift omvatten knipsels uit Spur en Internationale Situationniste, gedrukt op verschillende papierkwaliteiten. De samengevoegde ruimte van The Situationist Times was een oord van debat en conflict, maar vertegenwoordigde ook een plek waar verschillende expressiesystemen samenkwamen, van tekenoefeningen à la cadavre exquis tot manifesten, en omvatte zowel wiskundige als muzikale notaties (voor het tweede nummer stelde De Jong zelfs voor om een plaat in te voegen met een geluidsopname van Boris Vians lied ‘Le Prisonnier’8). Als een alternatieve plek voor creatieve praktijken en de verwerking van zeer uiteenlopende materialen, liep The Situationist Times vooruit op de kunstenaarstijdschriften die in de daaropvolgende decennia opkwamen, en overtrof ze.9 Dus, wat voor handleiding hebben wij nodig om The Situationist Times te lezen?

Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.
Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.

De suggestie dat de lezer van het tijdschrift instructies nodig heeft, betekent echter een onderschatting van de lezer en een misinterpretatie van de bijzondere wijze waarop het magazine hem aanspreekt. Jacqueline de Jong is hier altijd heel duidelijk over geweest en zei dat ‘het aan de lezer is om zijn conclusies te trekken, als hij daar behoefte aan heeft’.10 Deze weigering om uitleg te geven definieert het redactionele programma van The Situationist Times en heeft tot fricties geleid in het hier gepresenteerde digitaliseringsproject. Typerend hiervoor is de volgende uitbarsting, die is getranscribeerd uit het videogesprek over het derde nummer:

Het hele idee van The Situationist Times is om niet uit te leggen. En wat je wilt dat ik doe, is uitleggen, wat in tegenspraak is met het hele tijdschrift... Ik kan doorgaan, beeld voor beeld, vertellen wat ze zijn, maar mensen moeten zelf kijken. Het hele concept is zó tegen het idee van The Situationist Times, omdat uitleg niet is wat ik er ooit mee wilde. Het toont gewoon de dingen en dan maken mensen zelf hun combinaties.11

De wijze waarop het tijdschrift de lezer aanspreekt is even welwillend als uitdagend. In klassiek situationistische termen kunnen we de betrokkenheid van de lezer bij The Situationist Times zien als een dérive, niet door de ‘uiteenlopende sferen’ van een stad,12 maar door het landschap gevormd door ‘een hoop beelden’ en andere materialen.13

Net als een flipperkast biedt het tijdschrift een oefenterrein voor het topologische waarnemingsvermogen. Het nodigt je uit om te spelen en te genieten van de pure vreugde van het leggen van verbanden, terwijl je tegelijkertijd historische chronologieën, culturele hiërarchieën en gedragspatronen ontrafelt. Een dergelijk experiment is echter niet zonder risico’s. De theoreticus Anton Ehrenzweig, een vooraanstaande medewerker aan het derde nummer en de auteur van boeken als The Hidden Order of Art (1967), wees De Jong op ‘de manier waarop de lezer [van The Situationist Times 3] in de knoop raakt, verstrikt in de overdaad aan materie’.14 Je mag in dit labyrint spelen, maar je kunt er ook in verdwalen, geketend of vastgebonden worden, verstrikt raken. De bovengenoemde verklaring tegen het auteursrecht zou dus niet alleen als een instructie voor wat wel en niet is toegestaan moeten worden gelezen, maar ook als een waarschuwing aan de lezer. In deze situatie is alles toegestaan, maar je zou tijdens de confrontatie weleens veranderd, gewijzigd of zelfs misvormd kunnen worden. 

Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.
Screenshot van de online interface van ‘The Situationist Times’.

Over de auteur

Ellef Prestsæter (Noorwegen, 1982) is kunsthistoricus en lid van de kunst- en onderzoeksgroep Scandinavian Institute for Computational Vandalism. Onder zijn recente projecten als curator zijn The Gutenberg Galaxy at Blaker en These are Situationist Times. Momenteel werkt hij aan een PhD in kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Oslo over Asger Jorn en het Scandinavian Institute for Comparative Vandalism.

1. De documenten verzameld voor het ‘flipperkast-nummer’ omvatten originele foto’s van Hans Brinkman, correspondentie met potentiële samenwerkingspartners, een inventaris van flipperkasten in Amsterdam, publicaties, knipsels uit tijdschriften en kranten en essays van Brinkman en de psycholoog Joost Mathijsen. Het materiaal werd voor het eerst getoond aan het publiek als onderdeel van de tentoonstelling Jacqueline de Jong & The Situationist Times: Same Player Shoots Again, Torpedo, Oslo, Noorwegen, 11 mei–2 september 2018.
2. Jacqueline de Jong aan Jasia Reichardt, zonder datum. Jacqueline de Jong Papers, Beinecke Rare Book & Manuscript Library, Yale University.
3. Gwen Allen, Artists' Magazines: An Alternative Space for Art (Cambridge, MA: MIT Press, 2011), 1.
4. These are Situationist Times is ontwikkeld door de Noorse uitgeverij Torpedo Press en door mijzelf in samenwerking met Jacqueline de Jong. De reizende tentoonstelling Jacqueline de Jong & The Situationist Times: Same Player Shoots Again werd getoond bij Torpedo in Oslo, Noorwegen en Malmö Konsthall, Zweden in 2018 en zal worden getoond in Museum Jorn in Silkeborg, Denemarken in 2019. De online interface is ontwikkeld door het Institute for Computational Vandalism en gelanceerd in samenwerking met Pinball Wizard: The Work and Life van Jacqueline de Jong in het Stedelijk Museum Amsterdam. Het boek These are Situationist Times komt in 2019 uit bij Torpedo Press.
5. Alix Rule en David Levine, ‘International Art English’, Triple Canopy (2013), https://www.canopycanopycanopy.com/contents/international_art_english. 
6. De verklaring werd goed zichtbaar weergegeven in nummer 3–5 van The Situationist Times.
7. Noël Arnaud aan Jacqueline de Jong, 8 mei 1962. Jacqueline de Jong Papers, Beinecke Rare Book & Manuscript Library, Yale University.
8. Zie de brief van Arnaud aan De Jong, 14 augustus 1962. Jacqueline de Jong Papers, Beinecke Rare Book & Manuscript Library, Yale University. Het idee bleek om financiële redenen moeilijk te realiseren, maar de tekst en de originele partituur van de recent overleden Boris Vian werden in het tijdschrift afgedrukt.
9. Zie Gwen Allens Artists’ Magazines, dat met name ingaat op tijdschriften die samenhangen met conceptuele kunst. In zijn bijdrage aan These are Situationist Times benadrukt McKenzie Wark de belangrijke punten waarop de manier van verzamelen in The Situationist Times verschilde van die van conceptuele kunst.
10. Zie de redactionele opmerking op de allerlaatste pagina van The Situationist Times 5.
11. De uitspraak wordt gedaan op 00:28:15 in de video over The Situationist Times 3.
12. Guy Debord, ‘Theory of the Dérive’ (1958), vert. Ken Knabb, http://www.bopsecrets.org/SI/2.derive.htm. 
13. Het citaat komt uit een brief van Jacqueline de Jong aan Evelyn Burkhardt, 23 januari 1967. Jacqueline de Jong Papers, Beinecke Rare Book & Manuscript Library, Yale University.
14. Anton Ehrenzweig aan Jacqueline de Jong, 3 september 1963. Jacqueline de Jong Papers, Beinecke Rare Book & Manuscript Library, Yale University.

Vertaling Engelstalige citaten naar het Nederlands: Jennifer Steetskamp.

De tentoonstelling Jacqueline de Jong – Pinball Wizard is mede tot stand gekomen dankzij de steun van het Mondriaan Fonds, dat middels het experimenteerreglement bijdroeg aan het honorarium van de kunstenaar.