ZERO – Let Us Explore the Stars
Nieuws — 20 apr 2015
Amsterdam, 20 april 2015 - Vuur, licht, beweging, ruimte, demonstraties en performances: het Stedelijk Museum Amsterdam presenteert een historisch overzicht van de innovatieve, internationale avant-gardistengroep ZERO. In de jaren 50 en 60 van de twintigste eeuw experimenteerde ZERO met de meest innovatieve materialen en media. In 1962 was de eerste museale presentatie van ZERO te zien in het Stedelijk. In 1965 volgde een uitgebreidere tentoonstelling: Nul 1965, een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de beweging. Precies vijftig jaar daarna presenteert het Stedelijk opnieuw een overzichtstentoonstelling van deze radicale kunstenaarsgroep. ZERO – Let Us Explore the Stars maakt zichtbaar hoe de aan de beweging verbonden kunstenaars, waaronder Armando, Heinz Mack, Henk Peeters, Otto Piene, Jan Schoonhoven, Günther Uecker, Lucio Fontana, Yves Klein, Piero Manzoni, Jean Tinguely en Yayoi Kusama, de betekenis en vorm van de kunst blijvend hebben veranderd.
Beatrix Ruf, directeur Stedelijk Museum: “Ik ben heel trots dat dit experimentele netwerk zo nauw verbonden is aan de geschiedenis van het Stedelijk Museum en dat we door dit unieke onderzoeksproject onze prachtige collectie ZERO-werken van een nieuwe betekenis kunnen voorzien”.
Over ZERO
Na de oorlogsjaren en de schrale periode van wederopbouw die daarop volgde, wilde een groep jonge kunstenaars een nieuwe toekomst geven aan de kunst. In hun zoektocht naar radicale nieuwe manieren om kunst te maken vonden ze elkaar in hun optimistische, experimentele en innovatieve houding. Margriet Schavemaker, samensteller van de tentoonstelling: “ZERO ontstond doordat een groep jonge kunstenaars zich wilde losmaken van de pessimistische tijdgeest, de ellendige sfeer na de oorlog. Vanuit een grenzeloos optimisme vormden ze het grootste internationale kunstenaarsnetwerk uit de geschiedenis dat de kunst blijvend veranderd heeft.”
De naam ZERO werd in 1957 bedacht door Heinz Mack en Otto Piene als de naam voor een nieuwe kunstbeweging en een tijdschrift. De beknoptheid van het woord ZERO en zijn verstaanbaarheid in vele talen hielpen de groep in de jaren 60 een internationaal ‘merk’ te worden. ZERO markeerde een nieuw en optimistisch artistiek begin. In Nederland werd in dezelfde periode de Nul-groep opgericht door de kunstenaars Armando, Jan Henderikse, Henk Peeters, Jan Schoonhoven en herman de vries. In Frankrijk, Italië en België volgden gelijkgestemde kunstenaars – onder wie Jean Tinguely, Yves Klein, Daniel Spoerri, Jesús Rafael Soto, Lucio Fontana, Pierre Manzoni, Dadamaino en Christian Megert – een gelijksoortig artistiek pad. Gezamenlijk begonnen zij tentoonstellingen te organiseren in hun eigen ateliers, galerieën en musea. Ook produceerden ze samen kunstwerken, performances, happenings, tijdschriften, multiples en gedrukte uitgaven.
Artistiek gezien kan de essentie van ZERO geformuleerd worden als het reduceren, concentreren en vernieuwen van artistieke vormen, waarbij de kunstenaars zichzelf losmaakten van de heersende kunstopvattingen van hun tijd. Na de Tweede Wereldoorlog was het abstract-expressionisme de dominante kunstvorm geweest, samen met art informel, waarin kunstenaars in het reine probeerden te komen met de harde realiteit van de geschiedenis. Kunstenaars vierden hun nieuw gevonden vrijheid door zich in hun werk te richten op menselijke expressie en emotie. Veel kunstenaars die verbonden waren aan het ZERO-netwerk produceerden aanvankelijk ook werk in deze informele en abstracte stijl. In de loop van de jaren 50 maakten velen van hen echter een radicale omslag: zij brachten hun schilderkunstige handschrift steeds meer terug tot de essentie en zetten zich af tegen het idee dat een kunstwerk het psychische en emotionele leven van de kunstenaar zou moeten verbeelden.
Iconisch voor ZERO zijn de geheel witte, monochrome werken die veel van de kunstenaars in de beweging maakten. Hoewel de ZERO-kunstenaars zeker niet de eersten waren die de schilderkunst door middel van een reductie tot in het extreme opnieuw wilden definiëren (denk aan Malevich of Rauschenberg), werd de witheid in al zijn variaties (puur, met sneden, rasters, in vormen geplooide doeken, gevuld met spijkers, veren, enzovoorts) met zo’n groot enthousiasme en op zo grote schaal omarmd door de ZERO-kunstenaars dat veel experts dit zijn gaan zien als de kern van hun artistieke vernieuwing.
In hun zoektocht naar radicale nieuwe manieren om kunst te maken, werkten ZERO-kunstenaars ook met monochrome, felle kleuren als rood, geel, blauw, zwart en goud. Daarnaast werd geëxperimenteerd met het gebruik van alledaagse voorwerpen als spijkers, watten, veren, munten, banden en bierkratjes. Spectaculaire effecten werden verkregen door te ‘schilderen’ met vuur en rook, snijden, schieten, of door motoren te gebruiken om voorwerpen te laten draaien, kloppen en ontploffen.
Glas en metaal werden gebruikt om glanzende oppervlakken te creëren waarop licht vrij spel had. Zachte materialen als watten of fluweel werden gebruikt om het visuele karakter van kunst te doorbreken. Daarnaast was deelname van het publiek cruciaal bij de performances en manifestaties die de kunstenaars organiseerden, buiten op straat of in de weidse landschappen die ze zo bewonderden en die ze zagen als het ultieme platform voor of drager van hun werk.
Het Stedelijk Museum en ZERO
In de geschiedenis van ZERO speelt het Stedelijk een belangrijke rol. Het museum gaf de frisse, speelse, avontuurlijke en licht provocerende kunstenaars al in 1962, een van de eerste jaren van de beweging, een platform om hun vernieuwende kunst te tonen. In 1965, kort voordat het netwerk ontbonden zou worden, vond een tweede grote overzichtstentoonstelling plaats in het Stedelijk waarin naast de bovenal Europese kunstenaars ook uitgebreid aandacht werd besteed aan de Japanse Gutai beweging. Het Stedelijk Museum heeft 75 ZERO-werken in de collectie en bezit uniek archiefmateriaal afkomstig van de beide tentoonstellingen.
Gezamenlijk onderzoeksproject
ZERO – Let Us Explore the Stars komt voort uit een gezamenlijk onderzoeksproject dat als doel heeft inzicht te krijgen in het ZERO-netwerk als kern van kritische en experimentele kunst in het naoorlogse Europa. Het project, opgestart door het Solomon R. Guggenheim Museum, New York, de ZERO foundation, Düsseldorf en het Stedelijk Museum Amsterdam, leidde tot drie unieke tentoonstellingen in New York, Berlijn en Amsterdam waarin overtuigend aangetoond wordt dat het netwerk gezien kan worden als de missing link in de avant-garde kunst van de twintigste eeuw.
Daniel Birnbaum, voorzitter van de academische adviesraad van de ZERO foundation en directeur van het Moderna Museet, Stockholm, zegt over ZERO: “Wanneer we ons afvragen welke relevantie een kunststroming uit het verleden in de huidige tijd heeft, moeten we niet alleen kijken naar de prijzen die voor de werken worden betaald en in welke collecties ze zich bevinden. We moeten ons vooral afvragen: wat betekent ZERO voor de nieuwe generatie kunstenaars? Vinden we sporen, echo’s, nawerkingen van ZERO in datgene wat volgde? Van het werk van ZERO dacht ik vaak: dat is fantastisch, dat is al vijftig jaar oud, maar het oogt alsof het gisteren is gemaakt. De tijd speelt helemaal geen rol, in werkelijkheid is datgene wat een werk ons vandaag de dag te zeggen heeft het enige wat telt. De connectie met wetenschap en onderzoek maakt de kunst van ZERO zo bijzonder en dat is ook een van de redenen waarom ZERO voor veel hedendaagse kunstenaars actueel blijft.”
Catalogus
Bij de tentoonstelling verschijnt een uitgebreide gezamenlijke catalogus met de tentoonstelling ZERO: Die Kunstbewegung der 50 und 60er Jahre in de Martin-Gropius-Bau in Berlijn. Hierin worden de resultaten van het gezamenlijke onderzoek naar ZERO inzichtelijk gemaakt. De catalogus is samengesteld door dr. Margriet Schavemaker, curator en hoofd onderzoek en publicaties van het Stedelijk, en dr. Dirk Poerschmann, wetenschappelijk medewerker van de ZERO foundation. Met bijdragen van Antoon Melissen, Johan Pas, Francesca Pola & Thekla Zell en een gesprek tussen Mattijs Visser & Daniel Birnbaum. Prijs: €29,95/€45, 560 pagina’s, 954 illustraties, Nederlands, Engels en Duits, uitgegeven in samenwerking met Walther König Books, vormgeving: Mevis & Van Deursen
Kunstenaars in de tentoonstelling
Arman, Armando, Bernard Aubertin, Pol Bury, Enrico Castellani, Gianni Colombo, Dadamaino, Lucio Fontana, Hermann Goepfert, Gerhard von Graevenitz, Gotthard Graubner, Hans Haacke, Jan Henderikse, Paul van Hoeydock, Oskar Holweck, Yves Klein, Yayoi Kusama, Walter Leblanc, Adolf Luther, Heinz Mack, Piero Manzoni, Almir Mavignier, Christian Megert, François Morellet, Saboro Murakami, Henk Peeters, Otto Piene, Uli Pohl, George Rickey, Dieter Roth, Hans Salentin, Jan Schoonhoven, Jesús Raphael Soto, Daniel Spoerri, Jean Tinguely, Gunther Uecker, Jef Verheyen, Nanda Vigo en herman de vries.
De tentoonstelling wordt samengesteld door Margriet Schavemaker.
Noot voor de redactie: |
Voor meer informatie en beeldmateriaal kunt u contact opnemen met de Press Office van het Stedelijk Museum, Annematt Ruseler, 020 - 573 2660 ofpressoffice@stedelijk.nl. |