Nieuws — 11 okt 2018

Het Stedelijk Museum draagt zorg voor de collectie van de gemeente Amsterdam, een publieke verzameling van rond de 95.000 werken. We doen dat niet alleen door de collectie tentoon te stellen, maar ook door deze te beheren voor volgende generaties, te bestuderen en te restaureren. Dat doen we uiterst zorgvuldig.

Het Stedelijk heeft dan ook de afgelopen jaren actief meegewerkt aan een landelijk onderzoek naar de herkomstgeschiedenis van kunstwerken. Het eerste onderzoek liet de Nederlandse Museumvereniging (NMV) in 1998-99 door musea uitvoeren naar kunstwerken die in de periode 1940-1948 de musea in kwamen. Het gaat om werk waarvan de herkomstgeschiedenis mogelijk verwijst naar roof, confiscatie, gedwongen verkoop of verdachte omstandigheden. De periode 1940-1948 bleek nog niet specifiek genoeg, daarom liet de NMV een vervolgonderzoek uitvoeren naar werken die vanaf 1933 bij musea in de collectie zijn gekomen en voor 1945 zijn vervaardigd. Ook aan dit onderzoek heeft het Stedelijk meegewerkt. 

Bild mit Häusern, Wassily Kandinsky,  c/o Pictoright, Amsterdam 2004
Bild mit Häusern, Wassily Kandinsky, c/o Pictoright, Amsterdam 2004

De resultaten van alle musea zijn sinds een aantal jaar gepubliceerd op de website www.musealeverwervingen.nl. Het Stedelijk vindt die transparantie belangrijk, net als de Gemeente Amsterdam, die eigenaar is van de collectie, en maakte er in 2015 de tentoonstelling en publicatie Het Stedelijk in de oorlog over (€ 29,95, ISBN 978-90-593-7403-4) en bracht een mini-documentaire uit (zie rechts).

Van de bijna 4.000 werken die in het Stedelijk binnen het onderzoek vielen (verworven vanaf 1933, vervaardigd voor 1945) werden uiteindelijk 15 werken gevonden waarbij vragen zijn ten aanzien van de herkomst, of de manier waarop ze van eigenaar wisselden in de periode 1933-1945.

Dit relatief hoge aantal heeft ook te maken met een bijzondere situatie: het Stedelijk had als eerste museum in Nederland een bunker in de duinen bij Castricum om de collectie veilig te stellen. Andere verzamelaars en musea als het Rijksmuseum, Frans Halsmuseum, Boijmans en de Lakenhal gaven ook werk in bewaring, zodoende werd tijdelijk aan meer dan 500 collecties onderdak geboden. De vaak handgeschreven inventarislijsten zijn niet compleet; toenmalig conservator Willem Sandberg liet bij kunstwerken van Joodse verzamelaars, om ze voor inbeslagneming te behoeden, alle kentekenen verwijderen en de bijbehorende documenten verstoppen of vernietigen. Het is dus mogelijk dat werk waarvan het museum niet weet hoe en wanneer het werd verworven, afkomstig is van Joodse verzamelaars die werk in bewaring gaven, maar die na de oorlog niet terugkeerden.

Het Stedelijk hecht er aan dat recht wordt gedaan aan de geschiedenis en doet er alles aan om de mogelijk belanghebbenden te vinden en met hen een gesprek aan te gaan over de geschiedenis en de toekomst van deze werken. Partijen die vinden dat ze recht hebben op een werk, nodigen wij uit om de case gezamenlijk voor te leggen aan de Restitutiecommissie, een door de Nederlandse regering ingestelde onafhankelijke adviescommissie. Die commissie neemt kennis van het onderzoek van het museum en de claimant, en doet vervolgens eigen onderzoek. Dit kan een aantal jaar in beslag nemen. Uiteindelijk komt de commissie met een bindende uitspraak. Door de case voor te leggen aan de Restitutiecommissie gaan zowel museum als claimanten akkoord met de uitspraak van de commissie.

Van de 15 werken is er inmiddels één werk ingediend bij de Restitutiecommissie, te weten Bild mit Häusern van Wassily Kandinsky uit 1909. De uitspraak van de Restitutiecommissie wordt dit najaar verwacht.