IN MEMORIAM: K. SCHIPPERS (1936 – 2021)
Nieuws — 16 aug 2021
Die band komt tot uitdrukking in verschillende publicaties voor het Stedelijk en gaat terug tot 1945, toen de achtjarige Schippers voor het eerst het museum bezocht, samen met zijn moeder. Hij heeft zijn herinneringen aan dat eerste bezoek en aan de oorlog verwerkt in een kinderboek, De bevrijding van het Stedelijk. Het is geïllustreerd door Daan Remmerts de Vries en werd geschreven ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘Het Stedelijk in de oorlog’ (2015). Er hing nog niet zoveel, schrijft Schippers, maar De violist van Chagall en Contra-compositie V van Van Doesburg maakten indruk op hem, ook omdat zijn moeder vertelde dat zulke schilderijen in de oorlog verboden waren. Alle Amsterdamse basisscholen kregen dit boek cadeau.
K. Schippers beschreef ook de invloed die de tentoonstellingen ‘Kurt Schwitters’ (1956) en ‘Dada’ (1958-1959) in het Stedelijk hadden op de jonge redacteuren van het tijdschrift Barbarber, waar hij zelf toe behoorde, en op een jonge dichter als Bert Schierbeek: ‘Ik had nog nooit zoiets gezien. Een enorme opluchting en een gevoel van vrijheid kwam over me. (…) De scheiding tussen museum en straat, tussen Kunst en de rest werd opengebroken.’ Hij bespeurde die geest van dada ook in de eerste abstracte films die in de jaren vijftig door het Filmmuseum, ondergebracht in het Stedelijk, waren te zien. Filmmuseum-directeur Jan de Vaal vertoonde in de aula films van Hans Richter, Man Ray, Viking Eggeling en Fernand Léger. ‘Geen verhaal meer, vrolijk verspringende vormen, dadaïstisch getint, zonder dat het erbij werd gezegd. Als je die zag, wist je meteen dat je hele omgeving voorgoed was veranderd’, aldus Schippers in het artikel ‘Nederland en de internationale dada’, dat hij schreef voor het boek Stedelijk collectie, reflecties (2012).
Hij begon in de jaren zestig met het schrijven van kunstkritieken over dadaïsten als Marcel Duchamp, Man Ray en Kurt Schwitters, en over tentoonstellingen van pop art, nouveau réalisme en de Nul-beweging. In 1967 publiceerde hij samen met J. Bernlef Een cheque voor de tandarts, een documentaire over nieuwe stromingen in de literatuur en beeldende kunst. Zijn speurtochten naar het Nederlandse dadaïsme resulteerden in de publicaties Dada in Drachten (1971, bij tentoonstellingen in ’t Coopmanshûs, Franeker, De Lawei, Drachten en het Stedelijk Museum, Amsterdam), en Holland dada (1974). Voor het Stedelijk schreef hij verder catalogusteksten over het werk van onder anderen Jan Henderikse, Jan Roeland en Philip Mechanicus. Hij besteedde veel aandacht aan de mentaliteit die aan de kunst ten grondslag ligt en vergeleek zijn benadering met de manier waarop componist en kunstenaar John Cage over kunst schreef. ‘Cage’, aldus Schippers, ‘schetste een portret, opgebouwd uit anekdotes (…), observaties (…) en uitspraken van de schilder zelf.’
Het genoemde artikel dat K. Schippers voor Stedelijk collectie, reflecties schreef, begint met een bijzonder bezoek van René Magritte, Marcel Duchamp, Max Ernst en Man Ray aan het Stedelijk tijdens de opening van de tentoonstelling ‘Bill Copley’ in 1966. Vervolgens voert hij de lezer met het verbluffend gemak van de kenner langs tentoonstellingen en aankopen van dadaïstische kunst uit de geschiedenis van het Stedelijk. Hij merkt terecht op dat het een spaarzame dada-collectie betreft en concludeert: ‘Het Stedelijk bewaart eerder iets van de mentaliteit van dada, altijd, en die zit niet alleen in het eigendom van bepaalde werken. Het is een atmosfeer van vrijheid en democratie, die nergens te koop is en toch deel uitmaakt van het Stedelijk, zelfs daarbuiten. Als je er weer uitloopt, neem je er iets van mee.’ Het is een deels generatiegebonden visie die tegenwoordig misschien niet door iedereen zal worden gedeeld, maar wel een die een karakteristiek onderdeel is van de receptiegeschiedenis van het museum. We zijn er K. Schippers dankbaar voor, ook voor al zijn andere bijdragen ten behoeve van het Stedelijk.
Maurice Rummens, wetenschappelijk medewerker, Stedelijk Museum, Amsterdam