HERKOMSTONDERZOEK
Uitspraak Restitutiecommissie
Nieuws — 1 nov 2018
De Restitutiecommissie heeft zojuist haar advies bekendgemaakt over het werk Bild mit Häusern (1909) van Wassily Kandinsky. Dit olieverfschilderij bevindt zich in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Het Stedelijk kocht het schilderij op 9 oktober 1940 op de veiling van Frederik Muller & Co. in Amsterdam, Erfgenamen van eerdere eigenaren van het werk hebben aanspraak gemaakt op restitutie van het schilderij. Eind 2013 hebben de Gemeente Amsterdam, het Stedelijk Museum Amsterdam en de erfgenamen, vertegenwoordigd door hun advocaat, de Restitutiecommissie gevraagd een bindend advies uit te brengen over dit werk.
De Restitutiecommissie heeft zich over deze zaak gebogen en heeft vandaag een bindend advies uitgebracht. Dit advies luidt dat de gemeente Amsterdam niet gehouden is tot teruggave van dit schilderij aan de verzoekers.
Het Stedelijk Museum Amsterdam heeft de afgelopen twee decennia actief meegewerkt aan een landelijk onderzoek naar kunstwerken waarvan de herkomstgeschiedenis mogelijk verwijst naar onvrijwillig bezitsverlies als gevolg van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Partijen die vinden dat ze recht hebben op een werk kunnen samen met het Stedelijk Museum en de Gemeente Amsterdam, eigenaar van de collectie, de zaak gezamenlijk voorleggen aan de Restitutiecommissie, een door de Nederlandse regering ingestelde onafhankelijke adviescommissie. De Restitutiecommissie neemt kennis van de bevindingen van het onderzoek van het museum en informatie van de claimant, doet vervolgens eigen onderzoek en komt met een bindend advies.
Na uitvoerig eigen onderzoek stelt de Restitutiecommissie dat het het meest aannemelijk is dat het werk in 1940 met medewerking van Irma Klein en Robert Lewenstein is geveild, nadat de laatste het geërfd had van zijn moeder Hedwig Lewenstein-Weijerman, die in 1937 overleed. De commissie komt tot de conclusie dat de verkoop van het werk enerzijds niet los gezien kan worden van het naziregime, maar mede het gevolg was van de verslechterde financiële omstandigheden waarin Irma Klein en Robert Lewenstein al voor de Duitse inval verkeerden. Dit biedt naar het oordeel van de commissie een minder sterke grondslag voor restitutie dan een geval waarin sprake is van roof of confiscatie. Daarbij komt dat niet is gebleken dat Irma Klein in de periode na de Duitse bezetting pogingen heeft ondernomen om het geclaimde werk terug te vragen aan het museum (de gemeente), terwijl redelijkerwijs kan worden verondersteld dat zij wist of had kunnen weten dat het werk zich daar bevond. De Restitutiecommissie heeft verder vastgesteld dat niet is gebleken dat het museum het werk in 1940 niet te goeder trouw heeft verworven. De Restitutiecommissie komt dan ook tot de conclusie dat de gemeente en het museum niet zijn gehouden tot teruggave van het werk aan de erfgenamen.
Jan Willem Sieburgh, directeur a.i. bij het Stedelijk Museum: “We vinden het belangrijk dat de geschiedenis omtrent dit werk nu zo goed mogelijk is onderzocht, en dat de Restitutiecommissie, na jaren van eigen onderzoek volgend op het onze, uiteindelijk tot een bindend advies heeft kunnen komen. Volgens dit advies mag het werk in de collectie van het Stedelijk blijven. Wij realiseren ons terdege dat dit teleurstellend is voor de claimanten, en dat dit schilderij voor altijd verbonden zal blijven aan een pijnlijke geschiedenis. De relatie van onze collectie met de Tweede Wereldoorlog zal altijd belangrijk zijn, informatie daarover zullen we aan het publiek blijven tonen, online en ook op zaal.”
Achtergronden Herkomstonderzoek
De afgelopen twintig jaar hebben musea onder leiding van de Nederlandse Museumvereniging onderzoek gedaan naar kunstwerken die voor 1945 zijn vervaardigd en die vanaf 1933 onder verdachte omstandigheden in de collectie zijn gekomen. Bij deze werken verwijst de herkomstgeschiedenis mogelijk naar roof, confiscatie, gedwongen verkoop of verdachte omstandigheden voor of tijdens de Tweede Wereldoorlog. De resultaten zijn sinds 2013 gepubliceerd op de website www.musealeverwervingen.nl. Het Stedelijk vindt die transparantie belangrijk, net als de Gemeente Amsterdam, die eigenaar is van de collectie, en maakte er in 2015 de tentoonstelling en publicatie Het Stedelijk in de oorlog over (€ 29,95, ISBN 978-90-593-7403-4) en bracht een mini-documentaire uit over het onderzoek (zie rechts).
Van de bijna 4.000 werken die in het Stedelijk binnen het onderzoek vielen, werden uiteindelijk 15 werken gevonden waarbij vragen zijn ten aanzien van de herkomst, of de manier waarop ze van eigenaar wisselden in de periode 1933-1945. Dit relatief hoge aantal heeft ook te maken met een bijzondere situatie: het Stedelijk beschikte als eerste museum in Nederland over een bunker in de duinen bij Castricum om de collectie veilig te stellen. Andere musea als het Rijksmuseum, Frans Halsmuseum, Boijmans en de Lakenhal gaven ook werk in bewaring, evenals privéverzamelaars. Zodoende werd tijdelijk aan meer dan 500 collecties onderdak geboden. De vaak handgeschreven inventarislijsten zijn niet compleet; toenmalig conservator Willem Sandberg liet bij kunstwerken van Joodse verzamelaars, om ze voor inbeslagneming te behoeden, alle kentekenen verwijderen en de bijbehorende documenten verstoppen of vernietigen. Het is dus mogelijk dat werk waarvan het museum niet weet hoe en wanneer het werd verworven, afkomstig is van Joodse verzamelaars die werk in bewaring gaven, maar die na de oorlog niet terugkeerden.
Het Stedelijk doet er alles aan om de mogelijk belanghebbenden van de 15 werken te vinden en met hen een gesprek aan te gaan over de geschiedenis en de toekomst van deze werken. Partijen die vinden dat ze recht hebben op een werk, nodigt het museum uit om de zaak gezamenlijk voor te leggen aan de Restitutiecommissie. Door de zaak voor te leggen aan de Restitutiecommissie erkennen zowel museum, de Gemeente Amsterdam (eigenaar van de collectie), dat het advies van de Restitutiecommissie bindend is.
Wassily Kandinsky, Bild mit Häusern, 1909. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam c/o Pictoright, Amsterdam 2004.