docking station: melvin moti - e.s.p.
Nieuws — 4 sep 2007
21 september t/m 4 november 2007
Docking Station, de projectruimte voor actuele kunst in het Stedelijk Museum CS, opent het culturele seizoen met de première van E.S.P. (2007), de nieuwste film van Melvin Moti (1977, Rotterdam). De kunstenaar combineert hierin uitzonderlijk trage en hypnotiserende beelden van een uiteenspattende zeepbel met het verhaal van de droomdagboeken van J.W. Dunne, een Britse militair met paranormale gaven.Met dit project won de kunstenaar de J.C. van Lanschot Prijs voor Beeldende Kunst.
E.S.P. is het resultaat van een langdurig proces van voorbereiding. Moti maakt relatief weinig werk en besteedt veel aandacht aan de documentatie en onderzoek van zijn onderwerpen. Coördinaten in zijn onderzoeksproces zijn tijd, geschiedenis, herinnering, mentale experimenten en verschijnselen die buiten de kaders van de menselijke waarneming vallen. Zo hadden eerdere werken een uit de herinnering opgebouwde rondleiding door de leeggeruimde zalen van de Hermitage tot onderwerp (No Show, 2004), de experimenten van de surrealisten met het zogenaamde ‘slaapschrijven’ (The Black Room, 2005) en het leven van de 19de eeuwse geestverschijning Katie King (Katie King, 2005).
De titel van de nieuwe 35mm film E.S.P. verwijst naar de paranormale Extra Sensory Perception-stroming uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Het scenario is gebaseerd op de figuur van John William Dunne (1875-1949), die voorspellende gaven bleek te bezitten en daarvan in zijn zogenaamde ‘droomdagboeken’ verslag deed. Dunne was vliegtuigingenieur in het Britse leger en kwam er op zijn achttiende achter dat zijn toekomst zich fragmentarisch in zijn dromen aandiende. Hij publiceerde in 1927 het boekje An Experiment with Time, waarin hij zijn dromen omschrijft als tijdservaringen waarin het verleden, heden en toekomst gelijktijdig aanwezig zijn.
In een door Moti geschreven monoloog vertelt een meeslepende Engelstalige mannenstem in de ik-vorm over de dag- en nachtdromen van J.W. Dunne; over hoe Dunne, als hij ontwaakt, zijn dromen duidt en hoe hij op deze manier inzicht in zijn eigen toekomst zegt te krijgen. Het verhaal gaat over het menselijk bewustzijn, tijdservaring, snelheid en over het najagen van een onhaalbaar streven: een blik in de toekomst.
In films als No Show en The Black Room speelt Moti een geluidstrack uit tegen een biologerend, verstild beeld. E.S.P. kent een vergelijkbare structuur waarin het beeld in een bijzondere spanningsverhouding tot het voorgedragen verhaal is gebracht. De toeschouwer ziet een extreem langzaam uit elkaar spattende zeepbel. Voor deze extreme slow motion werkte Moti met een bedrijf in München dat camera’s maakt die onder andere worden gebruikt om de inslag van kogels op voorwerpen te bestuderen. Deze camera kan een beeld tot 10.000 keer vertragen, met behoud van de volwaardige filmresolutie. Moti experimenteerde met het filmprocédé om het uiteenspatten van de zeepbel in beeld te brengen, waardoor een beeld dat normaal gesproken onzichtbaar blijft vanwege de snelheid, zich nu in 18 minuten voor de ogen van de kijker ontvouwt.
Dit jaar nam Melvin Moti deel aan diverse solopresentaties en groepstentoonstellingen, in Vancouver, Berlijn, New York en Moskou. In 2004 toonde Stedelijk Museum Bureau Amsterdam zijn film No Show (2004) voor het eerst in de centrale presentatie ‘Something Happened’ op de KunstRAI en in 2005 organiseerde SMBA Moti’s eerste museale solo met de première van The Black Room (2005). Het museum kocht naar aanleiding van deze presentaties voor de collectie aan.
In het Stedelijk Museum Bulletin van oktober verschijnt een uitgebreid interview met Melvin Moti door Martijn van Nieuwenhuyzen, curator van de tentoonstelling. Bij de tentoonstelling brengt Moti de publicatie Glamour uit, met bijdragen van auteurs John Mulholland, Raimundas Malasauskas en Akira Mizuta Lippit. (76 pp., 250 exemplaren, genummerde oplage, voor € 20 in de museum shop)
J.C. van Lanschot Prijs
Met dit project heeft Melvin Moti de J.C. van Lanschot Prijs voor Beeldende Kunst 2006 gewonnen. Hij werd gekozen uit drie genomineerden door een jury bestaande uit Ann Demeester, Roel Arkesteijn en Dominic van den Boogerd. Voorzitter was Hendrik Driessen, tevens lid van het bestuur van de stichting die de prijs beheert. De prijs is in 1992 in het leven geroepen door Van Lanschot Bankiers ter herinnering aan de Heer Jan Cees van Lanschot, die tot zijn overlijden in 1991 voorzitter was van de Raad van Bestuur van de in 1737 opgerichte bank. Eerdere winnaars van de tweejaarlijkse prijs zijn Peter Struycken, Carel Visser, Ger van Elk, Panamarenko en Didier Vermeiren.