Onderdeel van de
tentoonstelling

Freedom of Movement Gemeentelijke kunstaankopen 2018

25 nov 2018 t/m 17 mrt 2019

Longread — 23 nov 2018 — Jeanette Bisschops

Dit jaar staan de Gemeentelijke Kunstaankopen in het teken van de hedendaagse debatten over de koloniale geschiedenis en de voortdurende sociale uitsluiting in Nederland.

In 1992 kwamen vertegenwoordigers van twaalf Europese landen bijeen om het Verdrag van Maastricht te ondertekenen, en bestendigden daarmee de belofte van vrij verkeer binnen de Europese Unie. Plots hadden Europese burgers de mogelijkheid om vrij naar alle landen binnen de EU te reizen, er naar te verhuizen en in veel gevallen ook daar te mogen werken. Hoewel dit tot een toename van migratie binnen Europa leidde, werd vrijheid van verkeer door velen ook voor lief genomen.

In 2015, toen een toenemend aantal mensen over de Middellandse en Egeïsche Zee naar Europa reisde om aan geweld en oorlog in hun thuisland te ontsnappen, veranderde deze situatie radicaal. Ineens was daar een wereldwijde oproep voor bewegingsvrijheid die aan de deur van Europa rammelde.

EU-logo © CC.
Fig. 1 EU-logo © CC.

Hoewel verschillende Europese landen betrokken waren (geweest) bij wereldwijde militaire interventies, welke aantoonbaar bijdroegen aan de geopolitieke ongelijkheid die deze massamigratie mede in gang zette, waren veel Europeanen van mening dat het niet hun verantwoordelijkheid was om tegemoet te komen aan diegenen wie een beter leven zochten. In plaats daarvan werden als reactie in delen van het Schengengebied weer fysieke grensposten opgeworpen om migranten buiten de deur te houden. Vervolgens stemde in 2016 een meerderheid van het Verenigd Koninkrijk 'VOOR' het verlaten van de EU tijdens het Brexit-referendum. Deze opeenvolgende ontwikkelingen leggen de paradoxen bloot die ten grondslag liggen aan de vermeende Europese eenheid. Hoewel informatie en kapitaal nu vrijer bewegen dan ooit, lijken de EU-landen steeds meer afhankelijk te zijn van het reguleren van fysieke beweging om symbolische soevereiniteit en de vermeende rechten van ingezetenen binnen hun grenzen te waarborgen. De lidstaten verlenen een uitgebreide vorm van bewegingsvrijheid aan hun burgers, maar zijn niet bereid om dat op grotere schaal met anderen te delen.

In Nederland is bewegingsvrijheid, of het ontbreken daaraan, niet een onderwerp dat de gemiddelde burger graag bereid is te evalueren of te heroverwegen. Eeuwenlang werd Nederland door zichzelf en anderen gezien als een land dat synoniem is aan het concept van Ware Vryheit. Toch worstelen velen nu met de legitimiteit van dit idee dat de essentie van de Nederlandse identiteit zou vormen. Het concept van deze ware vryheit ontstond tijdens de Gouden Eeuw toen de Republiek der Nederlanden de wereldhandel domineerde en koloniale gebieden bezat in onder meer Indonesië, Suriname en de Antillen.1 Ontwikkeld door politicus Johan De Witt, werd ware vryheit gestoeld op een anti-monarchisch sentiment, dat zich materialiseerde in praktische vrijheden voor burgers van de Republiek: zoals het kunnen verdienen van geld los van gilden en stadsautoriteiten, om bezit en rijkdom te (be)houden zonder de angst dat deze door een soevereine entiteit wordt toegeëigend, en om wettelijk te worden beschermd tegen discriminatie op grond van klasse of religie.Tijdens de welvarende zeventiende eeuw was de notie van ware vrijheid voornamelijk gebaseerd op economische overwegingen, maar het legde ook de basis voor de "open", "tolerante" en "democratische" staat waar Nederland later zo beroemd om zou worden. Een aantal hedendaagse voorbeelden van deze fameuze ontspannen sociale houding van het land zijn de beslissing om sekswerk te legaliseren in 2000, het homohuwelijk in 2001 en het liberale (gedoog)beleid rond (soft)drugs vanaf de jaren '70.

Fig. 2 Adriaen Hanneman, Portret van Johan de Witt (1625-1672), 1652. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Foto: Studio Tromp, Rotterdam.
Fig. 2 Adriaen Hanneman, Portret van Johan de Witt (1625-1672), 1652. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Foto: Studio Tromp, Rotterdam.
Fig. 3 Uitzicht vanuit een raam op de Wallen, Amsterdam. Foto: ANP/AFP.
Fig. 3 Uitzicht vanuit een raam op de Wallen, Amsterdam. Foto: ANP/AFP.

Tegenwoordig ziet Nederland, net als veel andere Europese landen, een opkomst van neo-nationalistische en populistische politiek. De voorstanders van deze bewegingen rechtvaardigen het beperken of ontkennen van andermans vrijheden vaak door te stellen dat de open en tolerante cultuur van Nederland tegen buitenlandse krachten beschermd moet worden. De afgelopen jaren stonden de stemmen die ruimte kregen binnen de nationale debatten over racisme, intolerantie en discriminatie in schril contrast met het vermeende Nederlands liberalisme. Het gedachtegoed over vrijheid in de Nederlandse samenleving bleek ineens veel minder universeel dan gedacht. Als inwoner van Amsterdam en getogen Limburger, voel ik mij persoonlijk betrokken bij deze onderwerpen, vooral als het gaat om het besef dat bepaalde ideeën over vrijheid in de Nederlandse samenleving veel minder universeel zijn dan ooit verwacht.

Geleidelijk aan worden Nederlanders nu ook gedwongen om de invloed van de erfenis van de koloniale periode op het hedendaagse leven te heroverwegen

Geleidelijk aan worden Nederlanders nu ook gedwongen om de invloed van de erfenis van de koloniale periode op het hedendaagse leven te heroverwegen. De zeventiende eeuw mag dan misschien een periode van 'grootsheid' zijn geweest wat betreft wereldwijde handel, wetenschap en de kunsten; er was ook sprake van gewelddadig militair ingrijpen, en naast de handel in goederen was er ook sprake van mensenhandel. Door deze schaduwkanten slechts te karakteriseren als een futiel detail van een verder voortvarende periode, heeft het Nederlandse onderwijs generaties lang geen adequaat beeld geschetst van de koloniale geschiedenis. Hierdoor heeft het overgrote deel van de bevolking van Nederland dan ook nog steeds geen passende kennis noch denkkader vanuit waar zij de spanningen en fricties kunnen plaatsen die zich voordoen in de 'multiculturele' samenleving, een samenleving waar immigranten uit voormalige Nederlandse koloniën een inherent deel van uitmaken.

In de afgelopen jaren bleek de discussie rondom de blackface-karikatuur Zwarte Piet, als onderdeel van het traditionele Sinterklaasfeest, een eerste stap in het voeren van discussies rondom het koloniale verleden en haar doorwerkende invloed op het hedendaagse leven. Kritische stemmen, zowel van kleur als wit, kregen een publiek platform, en veel Nederlanders komen voor het eerst in aanraking met identiteitspolitiek en sociaal-politieke kritiek. Ook binnen de kunstwereld vinden deze gesprekken plaats. En hoewel deze discussies soms hoog kunnen oplopen, duiden ze ook op onvermijdelijke veranderingen.

De tentoonstelling Freedom of Movement brengt kunstenaars onder de aandacht die bereid en in staat zijn om deze onderwerpen aan te spreken. Met hun werk bieden ze belangrijke perspectieven op hoe het conventionele concept van bewegingsvrijheid op dit moment onder druk staat.

Gemeentelijke Kunstaankopen

Om beter te begrijpen hoe het thema van dit jaar binnen de traditie van gemeentelijke kunstaankopen door het Stedelijk Museum past, is het nodig om bijna een eeuw terug te gaan naar 1923. Toen werd Amsterdam koopt kunst geïnitieerd door de Gemeente Amsterdam; met het doel de kunstproductie in Amsterdam te stimuleren en te ondersteunen. Sindsdien is de reeks geëvolueerd tot een tweejaarlijkse tentoonstelling die hedendaagse thema's onderzoekt middels steeds een specifiek medium. Door het presenteren, aankopen en conserveren van werken van in Nederland gevestigde kunstenaars, heeft de reeks van de Gemeentelijke Kunstaankopen tijdens de laatste 95 jaar de veranderende tendensen in de Nederlandse kunstwereld weerspiegeld.

Met het thema ‘Freedom of Movement’ – een term die voornamelijk wordt gebruikt om de mogelijkheid van burgers te beschrijven om vrij binnen en buiten de nationale grenzen te reizen – heeft de Gemeentelijke Kunstaankopen tentoonstelling in 2018 urgente en politieke implicaties. Het biedt perspectieven, waarvan een aantal zeer persoonlijke, over kwesties zoals de beperking van bewegingsvrijheid, controle, toezicht en de verschillen in autoriteit van alle nationale paspoorten. Waarschijnlijk zien niet alle bezoekers van de tentoonstelling onmiddellijk de urgentie van deze vraagstukken, noch diens relevantie voor de Nederlandse context. Deze expositie wil laten zien op welke manieren migratie, identiteitspolitiek en de nasleep van kolonialisme niet alleen mondiale vraagstukken zijn, maar ook centraal staan in het publieke debat in Nederland.

Fig. 4 Affiche Gemeentelijke Kunstaankopen 85, 1986. Ontwerper: Wild Plakken. Fotograaf: Ron Zijlstra. Drukker: Mart. Spruijt. Uitgevers: Museum Fodor en Gemeente Amsterdam. Stedelijk Museum Amsterdam.
Fig. 4 Affiche Gemeentelijke Kunstaankopen 85, 1986. Ontwerper: Wild Plakken. Fotograaf: Ron Zijlstra. Drukker: Mart. Spruijt. Uitgevers: Museum Fodor en Gemeente Amsterdam. Stedelijk Museum Amsterdam.

Postkolonialisme

Een aantal werken in de tentoonstelling gaan over de nasleep van het Nederlandse koloniale verleden en diens voortdurende invloed op de economie en de samenleving. Veel mensen in Nederland zijn zich niet direct bewust van de rol die het land speelde in de trans-Atlantische slavenhandel. Op school en in boeken wordt de geschiedenis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie grotendeels verteld door heroïsche verhalen van Nederlandse zeelieden die dapper deelnamen aan de 'ontdekking' van verre landen en zodanig welvaart naar Nederland brachten. Maar zoals auteur Ewald Vanvugt in zijn boek Roofstaat beschrijft, was het economische succes van Nederland vanaf de zeventiende eeuw grotendeels te 'danken' aan het gewelddadige koloniale systeem. Het einde werd pas ingezet vanaf 1949, vijf jaar nadat Indonesië haar soevereiniteit had uitgeroepen en 26 jaar voordat Suriname onafhankelijk werd.3 Doordat de koloniale gruweldaden overzees plaatsvonden, kon de positie van Nederlandse burgers zelf lange tijd onbesproken blijven

De afgelopen jaren zijn de Nederlanders eindelijk begonnen over deze geschiedenis te praten. In 2009 werd het publieke debat bijvoorbeeld aangewakkerd door het kunstproject Read the Masks. Tradition is not Given (2008-09) van Petra Bauer en Annette Krauss, die de nog steeds bestaande traditie van Zwarte Piet aan de kaak stelden. Voorafgaand aan dit project was de vorm van deze traditie slechts mondjesmaat onderwerp van (publieke) discussie.4 Zwarte Piet is een geliefd folkloristische figuur die Sinterklaas, een karakter gebaseerd op de patroonheilige van kinderen Sint Nicolaas, bijstaat. Zwarte Piet wordt meestal gespeeld door een witte vrouw of man die hun gezicht zwart schminken en lippen felrood stiften. Ze gaan gekleed in kleurrijke kleding met gouden oorringen en een afro-pruik. Piet is bedoeld als enigszins onnozel en maf figuur die met slechte grammatica en een zogenaamd Surinaams accent spreekt. Zijn oorsprong is omstreden, maar duidelijk is dat hij sinds 1850 wordt afgebeeld als een zwart persoon met kleding die over het algemeen wordt geassocieerd met de Moren. Velen beschouwen dit kolderieke personage als zeer racistisch. In 2015 schreef de VN-werkgroep (UN Working Group of Experts of People of African Descent) onder leiding van Verene Sheperd, in een brief aan de Nederlandse regering dat “Zwarte Piet een stereotiep beeld van Afrikaanse mensen en mensen met een Afrikaanse afkomst bestendigd als tweederangsburgers, het voedt onderliggende ideeën over [hun] minderwaardigheid binnen de Nederlandse samenleving en creeert een voedingsbodem voor racistische gevoelens en racisme.”

Binnen Nederland initieerden activisten en kunstenaars zoals Jerry Afriyie en Quinsy Gario de nu jaarlijks gehouden demonstraties tegen de traditie. Deze inspanningen hebben zowel het debat bevorderd als de enorme steun in de Nederlandse samenleving voor het behoud van Zwarte Piet blootgelegd.

Veel witte Nederlanders verzetten zich sterk tegen het idee dat het personage racistisch is: Piets zwartheid schrijven zij slechts toe aan het roet dat op zijn huid is achtergebleven nadat hij door de schoorsteen is geklommen om cadeaus aan kinderen te brengen. Voorstanders van de traditie wijten de controverse aan een geval van misplaatst slachtofferschap. Zij beweren dat slechts een "kleine minderheid" van de bevolking Piet ten onrechte associeert met racistische stereotypen, de koloniale erfenis en verwijzingen naar slavernij.

Fig. 5 Anti-Zwarte Piet activist Jerry Afriyie tijdens een demonstratie van actiegroep 'Kick Out Zwarte Piet' voor de ingang van Ahoy © ANP .
Fig. 5 Anti-Zwarte Piet activist Jerry Afriyie tijdens een demonstratie van actiegroep 'Kick Out Zwarte Piet' voor de ingang van Ahoy © ANP .

Ze stellen dat de tegenstanders niet geïntegreerde, ondankbare immigranten zijn die enerzijds profiteren van de Nederlandse gastvrijheid en anderzijds kritiek leveren op de Nederlandse tradities. Deze discussie kan worden gelezen in het licht van wat Paul Gilroy 'postkoloniale melancholie' noemt: het idee dat het verlies van het koloniale imperium en de bijbehorende prestige en status nog niet is geaccepteerd, laat staan verwerkt.5

Identiteitspolitiek

Vraagstukken aangaande identiteitspolitiek worden niet altijd even expliciet behandeld in deze expositie, maar ze vormen wel degelijk een belangrijke leidraad binnen de tentoonstelling; en zijn bovendien nauw verbonden met kwesties die relateren aan postkolonialisme. Deze discoursen zijn relatief nieuw in Nederland en liggen beiden zeer gevoelig. Voortkomend uit de Burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten van de jaren ’60, de tweede feministische golf en de lesbische en homo vrijheidsbewegingen behelst identiteitspolitiek de overtuiging dat sommige sociale groepen historisch gezien onderdrukt worden op grond van etniciteit, klasse, geslacht en/of lichamelijke beperking(en). In Nederland zijn dergelijke gesprekken pas aan het begin van deze eeuw begonnen; maar ze worden ook veelvuldig beschouwd als geïmporteerd uit de Verenigde Staten – en niet thuishorend in Nederland. Los daarvan hebben ze ook zeker in Nederland relevantie: waar ze politieke mogelijkheden geschapen hebben voor veel mensen die zich ondervertegenwoordigd vinden in de politiek en de samenleving.

Tijdens de afgelopen jaren zijn nieuwe politieke partijen zoals DENK en Bij1 ontstaan vanuit de drang om racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving te bestrijden. DENK (het Nederlandse woord kent ook in het Turks een betekenis: "gelijkheid") werd in 2015 opgericht door Tunahan Kuzu en Selçuk Öztürk, twee voormalig leden van de PvdA met een Turks-Nederlandse achtergrond. Hun politiek manifest pleit voor migranten en initiatieven die een 'tolerante en solidaire samenleving' bevorderen. Zij beweren tevens dat racisme in Nederland structureel en institutioneel van aard is, en pleiten in het verlengde voor de oprichting van een Racismeregister waarin gevallen van op ras gebaseerde misdrijven kunnen worden vastgelegd. De relatief nieuwe politieke partij bleef niet zonder controverse: de leiders werden zwaar bekritiseerd omdat ze weigerden afstand te nemen van de aanhoudende politieke zuiveringen in Turkije.

Gerelateerd, vertrok Sylvana Simons in 2016 na zes maanden (prominent) lid te zijn geweest van DENK, om haar eigen politieke partij op te richten: Artikel1, een partij met een focus op het bestrijden van discriminatie, racisme en sociale uitsluiting, alsmede zijn zij pleitbezorgers voor LGBTQI-rechten (de naam is wegens auteursrechtelijke redenen recent veranderd in Bij1). Sinds het betreden van de politieke arena kreeg Simons zware kritiek, naast vele gewelddadige bedreigingen. Zo ontving zij onder meer een video waarin haar gezicht was geplakt op een slachtoffer van een lynchpartij door de Ku Klux Klan. Deze bedreigingen komen paradoxaal genoeg vaak van mensen die geloven dat Simons de Nederlandse samenleving ten onrechte beschuldigt van structureel racisme. 

Fig. 6 Sylvana Simons van BIJ1 tijdens de uitslagenavond, 2018 © ANP.
Fig. 6 Sylvana Simons van BIJ1 tijdens de uitslagenavond, 2018 © ANP.

Hoewel de inspanningen van de bovengenoemde activisten en politici vooralsnog niet tot grootschalige politieke veranderingen hebben geleid, hebben zij er wel voor gezorgd dat de discussies belangrijke uitwerkingen hebben in de Nederlandse samenleving. Mogelijkerwijs is dit nog het best terug te vinden in taalgebruik. In 2013 begon het Rijksmuseum met een poging tot het verwijderen van “kwetsende etnische aanduidingen” uit hun beschrijvingen en documentatie, waaronder indiaan, eskimo en andere gedateerde terminologie die tegenwoordig als beledigend wordt ervaren en beschouwd. Aan het begin van 2018 kondigde de NOS aan dat ze het woord wit zullen gaan gebruiken in plaats van blank – een term die ook connotaties behelst van neutraal, puur en onbezoedeld. Dit werd gevolgd door Words Matter dat door het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMVW) werd gepubliceerd. Het boekje biedt politiek en sociaal inzicht in bepaalde woorden die als aanstootgevend kunnen worden beschouwd en in musea worden gebruikt. De publicatie biedt alternatieve woorden voor deze kwetsende terminologie.

Zoals NMVW-directeur Stijn Schoonderwoerd schrijft: “Onze objecten zijn tijdloos, maar de manier waarop we over onze objecten praten en schrijven is dat niet. Woordgebruik is een weerspiegeling van de tijd waarin de woorden worden gebruikt.”6 De auteurs benadrukken dat hun lijst een werk in uitvoering is en dat er zeker en vast gebreken en ontbrekende woorden zijn. Waar de lijst onder meer voorstelt het woord 'gay' te gebruiken in plaats van het medische en juridische voorvoegsel 'homo' bij het verwijzen naar niet-heteroseksuele identiteiten, wordt er bijvoorbeeld niets vermeld over genderneutrale aanduidingen. In het Engels kiezen mensen die zich niet identificeren met een bepaald geslacht er vaak voor om te worden aangeduid door het enkelvoudige 'zij', een term die in de veertiende eeuw opkwam. In Nederland worstelen we nog steeds met het vinden van een gepaste oplossing voor dit gegeven. Hoewel dergelijke taalkundige verschuivingen wellicht onbeduidend lijken, kunnen ze wel degelijk als essentiële stappen worden beschouwd in de beweging richting een meer inclusieve samenleving.

Bewegen in Ongemak

In de hoop het discours te verrijken hebben verschillende Nederlandse kunstinstellingen zich de laatste tijd met deze lastige vraagstukken beziggehouden in de vorm van kritisch-geëngageerde programmering en tentoonstellingen. In 2017 presenteerde het Rijksmuseum de tentoonstelling Goede Hoop. Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600 waarin de effecten van het Nederlands kolonialisme in Zuid-Afrika werden beschreven. Datzelfde jaar opende Witte de With Centrum voor Hedendaagse Kunst (WdW) haar deuren voor Cinema Olanda: Platform, een zes weken durende expositie en publiek programma dat – oorspronkelijk debuteerde in het Nederlands Paviljoen op de 57ste Biënnale van Venetië – veranderingen onderzocht in het Nederlandse culturele en politieke landschap.

Fig. 7 Tom Postma designtentoonstelling Good Hope in het Rijksmuseum, 2017. Foto: Mark Niedermann. © Tom Postma Design
Fig. 7 Tom Postma designtentoonstelling Good Hope in het Rijksmuseum, 2017. Foto: Mark Niedermann. © Tom Postma Design
Fig. 8 Wendelien van Oldenborgh, ‘Prologue: Squat/Anti-Squat’, 2016, videostill, filminstallatie in twee delen, elk 17 minuten. Courtesy de kunstenaar en Wilfried Lentz Rotterdam.
Fig. 8 Wendelien van Oldenborgh, ‘Prologue: Squat/Anti-Squat’, 2016, videostill, filminstallatie in twee delen, elk 17 minuten. Courtesy de kunstenaar en Wilfried Lentz Rotterdam.

Beide tentoonstellingen kregen een krachtige reactie van activisten die de exposities niet kritisch genoeg vonden. In een open brief werd het Rijksmuseum beschuldigd van het misleiden van hun bezoekers omdat hun presentatie eenzijdige 'feiten' over de Nederlandse koloniale geschiedenis presenteerde waarbij de focus op het perspectief van de kolonisator lag zonder daarbij diverse zienswijzen te betrekken. Het museum liet daarmee de kans liggen op een inclusieve reflectie op deze schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis, en om verschillende perspectieven onderdeel van de expositie te maken. In een interview met de NRC had Martine Gosselink, hoofd van de geschiedenisafdeling van het Rijksmuseum, moeite om adequaat te reageren op de beschuldigingen. 

Vanuit een positie die door sommigen als defensief zou kunnen worden beschouwd protesteerde ze tegen de aantijgingen middels het benoemen van het feit dat de Nederlandse samenleving in de zeventiende eeuw extreem gewelddadig en arm was, en er niet was geprofiteerd van de welvaart die werd gewonnen vanuit de koloniën.7 Mogelijk als gevolg van de controverse die werd veroorzaakt door de open brief werd Wayne Modest, professor in materiële cultuur en kritische erfgoedstudies aan de Vrije Universiteit en hoofd van het onderzoekscentrum voor materiële cultuur van het NMVW, niet lang na deze kwestie door het Rijksmuseum gevraagd om mee te werken aan een aankomende tentoonstelling over de Nederlandse betrokkenheid bij wereldwijde slavenhandel – welke staat gepland voor 2020.

Vergelijkbaar werd in een open brief aan WdW gesteld dat de schrijvers weliswaar waardering hadden voor de bereidheid van de instelling om een kritische houding aan te nemen, maar dat de instelling ontbeerde om hun eigen relatie met koloniaal geweld en het koloniale verleden te erkennen: WdW eert met haar naam een marineofficier uit het Nederlands koloniale tijdperk. Niet lang daarna kondigde de Raad van Bestuur van WdW plannen aan om de naam van het instituut te veranderen (deze naamsverandering heeft vooralsnog niet plaats gevonden; ondertussen wordt dit volgens de instelling geadresseerd in de vorm van programmering Zonder titel). Ook het Stedelijk zelf worstelt met hoe zij zich zou kunnen aanpassen aan de sociale en politieke verschuivingen binnen de Nederlandse samenleving. Het museum probeert een breder scala aan stemmen en perspectieven in hun programmering op te nemen, zoals geïllustreerd door de Freedom of Movement expositie en een recente reeks tentoonstellingen over migratie. Tegelijkertijd worden ze ook geconfronteerd met hun eigen controverse op het gebied van etniciteit en inclusiviteit. 

In juli 2017 was de Zuid-Afrikaanse fotograaf Zanele Muholi in Amsterdam voor de opening van haar solotentoonstelling in het Stedelijk Museum, toen een lid van haar entourage – filmmaker en schrijver Sibahle Nkumbi – in het ziekenhuis moest worden opgenomen nadat ze met geweld van een trap was geduwd door de Airbnb-host van de groep. Nkumbi is zwart en zowel zij als andere aan Muholi gelieerde personen zijn er van overtuigd dat het voorval racistisch gemotiveerd was. Het incident is des te pijnlijker door het gegeven dat het werk van Muholi in gaat op hoe racisme, seksisme en discriminatie op basis van seksualiteit worden ervaren door leden van de LGBTQI-gemeenschap in Zuid-Afrika. Hoewel het Stedelijk in een persbericht de gebeurtenis veroordeelde, maakte zij tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik om de museumprogrammering extra onder de aandacht te brengen.

Fig. 9 Zaalopname, Zanele Muholi, Stedelijk Museum Amsterdam, 2017. Foto: Gert-Jan van Rooij.
Fig. 9 Zaalopname, Zanele Muholi, Stedelijk Museum Amsterdam, 2017. Foto: Gert-Jan van Rooij.

Critici beweerden dat dit een goed voorbeeld was van hoe het museum, dat een overwegend wit en heteronormatief personeelsbestand kent, meer geïnteresseerd is in het uitbuiten van "non-performatieve"8 kritische verhalen dan om deze narratieven te gebruiken als middel van reflectie en inclusiviteit.

Deze voorbeelden illustreren hoe complex de verantwoordelijkheden zijn die kunstinstellingen heden ten dage moeten overwegen wanneer zij zich bezig houden met thema's en kunst waarin kritische thematiek aanwezig is. Dit is een serieuze uitdaging, die tevens kan bijdragen aan de benodigde discussie en voortkomende fricties die nodig zijn om het Nederlandse discours te beïnvloeden en te veranderen om zo het bewustzijn aangaande onze collectieve geschiedenis te vergroten.

Met Freedom of Movement presenteert het Stedelijk een selectie kunstenaars die allemaal op hun eigen manier met deze tijdgeest verbonden zijn. Hoewel ze niet allemaal in Nederland zijn geboren of getogen, gaan alle werken in deze tentoonstelling in op kwesties die ook in de Nederlandse samenleving spelen: inclusief het gesprek over kolonialisme en identiteit dat zich in de recente jaren heeft ontwikkeld. Voor veel mensen in Nederland – evenzeer als in de rest van de wereld – is dit proces ongemakkelijk en soms ronduit pijnlijk, te meer omdat extreemrechtse bewegingen de oude bestaande machtsstructuren in stand proberen te houden – of te herstellen naar de vermeende situatie in de Goede Oude Tijd. Met deze tentoonstelling probeert het Stedelijk dergelijke fricties binnen het Nederlandse kritische discours te onderzoeken en een bijdrage te leveren aan een breder, meer reflecterend perspectief op wat het betekent om je in vrijheid te kunnen bewegen door de wereld.

Jeanette Bisschops is assistent-curator time-based media

1. De Nederlandse Antillen was een Caribisch land binnen het rijkdom van Nederland. Het werd ontbonden op 10 Oktober, 2010.
2. Jones, J.R., The Anglo-Dutch Wars of the Seventeenth Century (New York: Routledge, 2013).
3. Vanvugt, E., Roofstaat (Amsterdam: Nijgh & van Ditmar, 2015)
4. Bauer, P., Krauss, A., Read the Masks. Tradition Is Not Given, video, 2009.
5. Wekker, G., Witte onschuld (Amsterdam: Aup, 2017)
6. Tropenmuseum (2018, July 20). Words Matter. Retrieved July 20, 2018, from https://www.tropenmuseum.nl/sites/default/files/2018-06/WordsMatter_Nederlands.PDF 
7. NRC (September 22, 2017). Schaamte is mijn kompas, daar vaar ik op. Oktober 11, 2018, from https://www.nrc.nl/nieuws/2017/09/22/schaamte-is-mijn-kompas-daar-vaar-ik-op-13117614-a1574533
8. Ahmed, S., “Declarations of Whiteness: The Non-Performativity of Anti-Racism,” Borderlands-e-journal, VOLUME 3 NUMMER 2 (2004). Aan de hand van de uitdrukking van Judith Butler definieert Ahmed de ‘non-performative’ als ‘de herhalende en citatieve praktijk waardoor het discours niet de effecten oplevert die het benoemt’.