Titelraadsels: Kirchner en Ensor
Blog — 26 mrt 2012 — Maurice Rummens
De titel van een kunstwerk verduidelijkt vaak de betekenis ervan. Een juiste weergave is daarom essentieel. Maar hoe komen we aan titels? Ze staan vermeld op de werken zelf, op etiketten, nota’s, in brieven, of catalogi. Soms heeft de kunstenaar de titel mondeling meegedeeld aan het museum. We weten het dan dankzij een aantekening, bewaard door de conservator, de afdeling Collectieregistratie of Documentatie en Onderzoek.
In het museum is iedereen doordrongen van het belang van zulke informatie. Als de restauratoren een schilderij bedoeken en er bevinden zich opschriften of etiketten op het oude doek, dan fotograferen ze die. Etiketten worden waar nodig losgemaakt en bewaard. De informatie blijft daardoor controleerbaar.
Het etiket van Kirchner
Een restaurator ontdekte aan de onderkant van een beeld van de Duitse kunstenaar Ernst Ludwig Kirchner een gedeeltelijk afgescheurd etiket met de tekst: ‘Holzplastik Tanzende. L. Kirchner Berlin Wilmersdorf […]lacherstra[…] 14 II’.
Na voorzichtig van die kwetsbare plek te zijn gehaald, zag Documentatie en Onderzoek door handschriftvergelijking dat de kunstenaar dit etiket zelf maakte. Het bevat zijn adresgegevens (Durlacherstrasse, Berlijn), én de titel: Tanzende (letterlijk ‘Dansende’; in het Nederlands zeggen wij eerder Dansende vrouw). Kirchner gaf zo aan wat zijn beeld voorstelt en dat hij de eigenaar was. We weten nu zeker dat we een dansende figuur zien en bijvoorbeeld geen baadster of godin. Voor ons is dit stukje papier een belangrijk historisch document.
Het opschrift van Ensor
Soms lezen we een opschrift verkeerd, totdat een expert ons terecht wijst. ‘Bonne triste carnaval en Flandre’ (‘Goede trieste carnaval in Vlaanderen’) stond er volgens Documentatie en Onderzoek moeilijk leesbaar op de achterkant van een schilderij van de Belgische kunstenaar James Ensor. Het toont een groep carnavalsvierders die zich lijkt te vermaken met het tafereel van een gehavende vogel die zojuist door twee katten lijkt te zijn mishandeld.
We wilden het opschrift tot titel verheffen, omdat Ensor het er zoals bleek eigenhandig had opgeschreven; een paradoxale titel door de combinatie ‘bonne’ en ‘triste’, maar wel eentje gegeven door de kunstenaar, klaarblijkelijk in overeenstemming met de voorstelling en het sombere mensbeeld van de maker. Kan het completer? We hadden echter een probleem: ‘bonne’ is een vrouwelijk woord in het Frans en ‘carnaval’ mannelijk, en Ensor zou deze woorden niet snel foutief combineren. Een bezoek van Xavier Tricot, de samensteller van Ensors oeuvrecatalogus, bood uitkomst.
Tricot, goed bekend met het handschrift van Ensor, las meteen: ‘bonne toile carnaval en Flandre’ (‘goed doek carnaval in Vlaanderen’). De kunstenaar doelde hoogstwaarschijnlijk niet op de kwaliteit van het schilderslinnen maar wel op die van zijn eigen schilderij. Waarom schreef hij er achterop dat hij het een goed schilderij vond? Uit zakelijk oogpunt misschien? Hij voelde zich lang miskend. Maar waarom dan slecht leesbaar? Zonder de woorden ‘bonne’ en ‘triste’ is de titel in elk geval neutraler. Kennelijk vond Ensor dat zijn schilderij gevoelsmatig voor zich voor zich moet spreken en misschien ook iets raadselachtigs moet behouden. Wie geeft hem daarin geen gelijk?