Martijn van Nieuwenhuyzen blikt terug
op jaar met Tino Sehgal
Blog — 23 dec 2015 — Marie José Raven
A Year at the Stedelijk: Tino Sehgal nadert zijn einde. Het Stedelijk en vele bezoekers gaan de overrompelende live situaties in de museumzalen missen. Hoe kijkt Martijn van Nieuwenhuyzen, samen met Beatrix Ruf, curator van de tentoonstelling, terug op dit veelbewogen en veelbesproken jaar? Marie-José Raven stelt hem vijf vragen.
1. Hoe kijk je terug op het jaarlange overzicht van Tino Sehgal in het Stedelijk?
Dans in het museum is populair geworden. Je ziet de afgelopen jaren steeds meer cross overs van dans naar het museum binnen een performance-context. Het Stedelijk heeft daarin natuurlijk een traditie sinds de jaren zeventig en ik heb zelf altijd een belangstelling gehad voor deze bewegingen tussen de kunstdisciplines. In de openingstentoonstelling van het nieuwe Stedelijk, Beyond Imagination (2012), met presentaties van in Amsterdam werkzame kunstenaars, hebben we daar een aantal voorbeelden van laten zien. Tino Sehgal neemt een speciale plaats in omdat hij als een van de weinigen zijn overstap als danser en choreograaf naar het museum tot de uiterste consequenties heeft doordacht. Hij heeft de principes van de dans samengebracht met die van de conceptuele kunst en daar een volstrekt eigen, immateriële kunstvorm mee gemaakt. Zijn werk bestaat alleen op het moment dat de bezoeker een museumruimte binnengaat en zich moet verhouden tot een van zijn ‘situaties’. Dan gebeurt het. Als je de zaal verlaat is het weg. Het is de volstrekt unieke en individuele ervaring op een heel specifiek moment. Dit jaar hebben we gezien dat dit voor heel veel bezoekers een onvergetelijk ervaring is.
Het project A Year at the Stedelijk: Tino Sehgal was voor mij de vervulling van de lang gekoesterde wens een groter project met Sehgal in het Stedelijk te organiseren. Ik ben al sinds 2003 met hem in gesprek en we hebben een aantal keren samengewerkt in het Stedelijk en Stedelijk Museum Bureau Amsterdam. In 2005 kochten we zijn eerste beeldende kunstwerk aan voor onze collectie: Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000).
Ik heb verschillende keren voorgesteld opnieuw met hem samen te werken, heb hem regelmatig bezocht in Berlijn. Door de meermalen uitgestelde heropening van het museum kon dat steeds geen vorm krijgen. In 2014 leek het bijna te lukken, toen zich een ‘gat’ in de programmering van de grote benedenzaal voordeed. Ik stelde voor om Sehgal hiervoor te vragen. Hij kwam in het voorjaar naar Amsterdam om de 1100 m2 grote zaal te bekijken. Al snel kwam hij met het idee om een steeds roulerende set van werken te tonen in een door een bevriende kunstenaar ontworpen architectuur van bewegende wanden. Het plan strandde uiteindelijk op de financiën. Toen Beatrix Ruf in de zomer van datzelfde jaar benoemd werd en zij van het plan kennisnam, kwam zij met het idee het om te vormen tot een overzichtstentoonstelling in 2015, die een vol jaar zou omspannen en zich zou afspelen in de collectiezalen. Nog niemand had zich ooit aan een overzicht van het werk van Sehgal gewaagd terwijl hij langzamerhand een mid-career kunstenaar is. Een super idee. Sehgal was er meteen voor te vinden en we hebben het project binnen drie maanden uit de grond getrokken, mede dankzij de hulp van een aantal fondsen en een zeer toegewijd Stedelijk-team.
Het voordeel was natuurlijk dat we een jaar de tijd hadden om het project te ontwikkelen. Normaliter staat een tentoonstelling drie maanden en moet je alles van tevoren klaar hebben. Het enige dat vaststond was dat we in januari zouden beginnen met het werk uit de collectie van het museum: Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things. Daarna was het een work in progress dat we in dialoog met de kunstenaar over de maanden heen hebben vormgegeven. Voor mij is het vanwege de lange duur van de tentoonstelling een van de meest unieke projecten waar ik als curator aan heb meegewerkt.
2. Is er een werk waar je met name aan terugdenkt?
Een van de grootste genoegens van het afgelopen jaar was dagelijks de zalen op te gaan en te ervaren hoe het publiek op de ‘situaties’ reageert. Het is steeds weer anders. Sommigen lopen er aan voorbij, maar er zijn gelukkig veel mensen die er de tijd voor nemen. Dan zie je het werk zich voor je ogen ontvouwen in het spanningsveld van jouw aanwezigheid en dat van de andere bezoekers in de zaal. Een werk dat er bij mij diep inging was This variation in juni. Ik had het in 2012 in Kassel tijdens Documenta 13 gezien, maar daar werd het in een soort van schuur getoond, je ging er naartoe als naar een voorstelling. In het Stedelijk, in de context van een onze collectiepresentatie, waar je het werk niet verwachtte, en in de strakke, gestileerde architectuur van het museumgebouw was het werk veel indringender. Die donkere ruimte waar je de eerste tien minuten geen hand voor ogen zag, de luchtverplaatsingen die je om je heen voelde als de dansers langs zoefden, de geluiden die vanuit een onpeilbare diepte leken te komen, alsof je slaapwandelde en dan weer de kolkende mensenmassa om je heen als het ensemble van vertolkers zich in een strakke, extatische choreografie stortte. Ik vond het een diepe kunstervaring.
3. Hoe zijn de reacties van de bezoekers geweest?
We hebben door de maanden heen een trouwe club bezoekers opgebouwd. Mensen zich op de eerste dag van de maand, als de werken wisselden, speciaal naar het museum kwamen. Van hen kregen we de meest geïnvolveerde reacties, het ging op een gegeven moment zelfs zover dat ze met verzoeknummers kwamen: “Komt Instead of… nog een keertje en wanneer is This variation weer?” Dat was heel roerend, maar het was even leuk om de dagelijks op zaal te lopen en de reacties van nietsvermoedende bezoekers te zien. Zelf heb ik in april als een vorm van ‘embedded curating’ in suppoostenpak wat shifts van This is so contemporary gedaan en aan den lijve ondervonden hoe subtiel het spel tussen vertolker en publiek is. Als je maar even te ver gaat trekken mensen zich terug, maar als je de juiste toon weet te raken ontstaat er iets bijzonders. Nu het project op zijn einde loopt hebben veel bezoekers uitgesproken dat ze het werk van Tino zullen missen. Om het een beetje goed te maken hebben we op een van de laatste dagen van het jaar nog een speciale verrassing: een sneak preview van nieuw werk dat alleen een aantal uren te zien zal zijn.
4. Wat had je niet verwacht?
Dat ik tijdens de audities en repetities zoveel over het werk van Tino heb geleerd. Er zijn het hele jaar door honderden mensen geauditeerd, en tijdens die workshops en de repetities komt gaandeweg veel informatie vrij over de specifieke werken die we dit jaar hebben laten zien. Het was een uniek voorrecht daar steeds bij aanwezig te kunnen zijn. Zo hebben we als team enorm veel kennis opgedaan over Tino’s oeuvre, omdat hij er altijd zelf bij was en hij op die momenten allerlei aspecten van het werk toelichtte. Het Stedelijk is dit jaar een beetje een kenniscentrum van Tino’s werk geworden. Ik had ook niet verwacht dat de vertolkers zó met de werken zouden vergroeien – iedereen baalde ervan als het einde van de maand in zicht kwam en het werk afgelopen zou zijn.
En het allermooiste is dat de kantoorvloer van het Stedelijk het project zo omarmd heeft. Tino vergelijkt zijn verhouding tot instituten weleens met de film Groundhog Day. Daarin raakt de hoofdrolspeler in een tijdlus verstrikt: hij maakt elke dag tot vervelens toe hetzelfde mee. Zo’n ervaring zegt Tino ook te hebben, als hij zijn werk ergens opnieuw moet introduceren. Het is steeds weer dezelfde taaie institutionele koek waar hij doorheen moet. Mensen begrijpen niet waarom hij de dingen doet die hij doet en hij moet het steeds opnieuw met engelengeduld uitleggen. In het Stedelijk zijn we wel wat gewend, maar een kunstenaar die alles op zijn kop zet, wiens werk niet gefotografeerd mag worden, voor wie geen reclame gemaakt mag worden, die pseudobewakers door het gebouw laat paraderen, strippers op zaal zet, geld aan de bezoekers teruggeeft, heel laat beslissingen neemt en de hoogste eisen aan alles en iedereen stelt, dat is ook in Amsterdam soms even moeilijk. Het mooie is dat je in de loop van het jaar echt een omslag zag. Mensen gingen het heel normaal vinden dat Tino in en uitliep, dat er opeens een heleboel collega’s bijkwamen die ook in de kantine lunchten, dat er op zaal en in de kantoren van alles en nog wat gebeurde. Op het laatst stuurde iedereen zijn ouders naar ‘This variation’ en liepen ze ‘This is so contemporary’ door de gangen te zingen.
Tino heeft mensen denk ik laten zien dat kunst ook iets anders kan zijn dan een object op de vloer of aan de muur. Door de duur van het project werd deze ontspannen institutionele omgang met zijn werk mogelijk. Men raakte eraan gewend en nu hoor ik dat ze het gaan missen
5. Waarom past zo’n tentoonstelling als deze bij uitstek bij het Stedelijk?
Experimenteren en in heel nauwe samenwerking met kunstenaars nieuwe werken ontwikkelen zit echt verankerd in het DNA van het Stedelijk. Ook Beatrix vaart die koers. Toen we aan dit jaar begonnen, wist niemand van ons hoe het er aan het eind precies uit zou zien. Dat moet je durven, zonder vastomlijnd plan het jaar in gaan, en niet zeker weten waar je uit komt. En dat is juist dé manier om artistiek verder te komen.
En het Stedelijk heeft een geschiedenis op het terrein van de performance en ‘live arts’. Niet alleen in de theatrale setting van het auditorium, maar ook in de tentoonstellingszalen. Denk aan Marina Abramovic en Ulay, Joan Jonas, Aernout Mik, Job Koelewijn, en recentelijk Jennifer Tee en Sara van der Heide. Nu het museum weer helemaal op kracht is, is het goed om naar deze geschiedenis te kijken en er conclusies voor de toekomst uit te trekken. Het project met Tino Sehgal is een katalysator in dit denken. Het heeft de organisatie en de artistieke staf gevoelig gemaakt voor wat je met ‘live art’ in de zalen van het museum kunt bereiken. In die zin is het een prachtig fundament voor toekomstige projecten. Van andere kunstenaars, maar ook van Sehgal. We hebben nu zoveel know how over zijn werk, het zou jammer zijn om daar geen vervolg aan te geven.