Freedom of Movement
Curatorial statement
Longread — 24 nov 2018 — Karen Archey
Een klein jongetje, hooguit drie jaar oud, ligt op een strand in een rood shirt en blauw broekje, nat van het zeewater. Een golf stroomt over zijn gezicht, dat in het zand ligt. Ondanks zijn vredige en onschuldige aanblik is hij onmiskenbaar dood, aangespoeld als een stuk wrakhout.
We kennen dit beeld allemaal – het staat wereldwijd in de geheugens gegrift van bijna iedereen die de media volgt. De foto toont Alan Kurdi, het Koerdisch-Syrische jongetje dat op 2 september 2015 overleed tijdens de reis met zijn familie vanuit Syrië, waar hun overwegend Koerdische stad door IS was overgenomen. De foto werd al snel een krachtig symbool van dit geopolitieke moment. Ze werd door nieuwsmedia over de gehele wereld opgepikt en vertegenwoordigt zowel het menselijke gezicht van de vluchtelingencrisis als een stapeling van grootschalige fiasco’s.
Na levensbedreigende onderdrukking in Kobani te hebben doorstaan, reisden de Kurdi’s om aan vervolging te ontsnappen naar Turkije. Nadat daar hun asielaanvraag aan Canada was afgewezen, betaalde de familie een smokkelaar meer dan 5.000 euro voor vier plaatsen op een vijf meter lange opblaasboot die vervolgens vrijwel meteen kapseisde voor de kust van Bodrum, Turkije. Ze waren onderweg naar het Griekse eiland Kos, op slechts vier kilometer afstand. Naar Griekenland vluchten was een noodgreep, maar wel een die veiligheid zou brengen – zo dachten ze tenminste.
Doordat ik zelf in 2016 vrij moeiteloos van de Verenigde Staten naar Duitsland migreerde werd ik me pijnlijk bewust van de macht van mijn Amerikaanse paspoort.
‘Freedom of movement’ (vrijheid van beweging, ook wel vrijheid om te reizen) is een begrip waarmee het recht wordt beschreven om zich binnen een land te verplaatsen, of dat land te verlaten en er later weer naar terug te keren. Het recht werd door de Verenigde Naties opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Het kan worden toegepast op personen die in hun eigen land gedetineerd zijn of naar het buitenland willen reizen – ongeacht of dat als vluchteling, immigrant of vakantieganger is. Het begrip werd veel gebezigd tijdens de recente vluchtelingencrisis, toen de wereld overweldigd begon te raken door een schijnbaar eindeloze stroom verhalen over migratie. Elke dag hoorden we van de enorme reizen die werden ondernomen door vluchtelingen uit Syrië, Kosovo, Eritrea, Afghanistan, Albanië, Irak en andere landen in de Balkanregio, het Midden-Oosten en delen van Afrika, en over de landen die hen verwelkomden, zoals Duitsland, of juist hun instroom wilden belemmeren.
Doordat ik zelf in 2016 vrij moeiteloos van de Verenigde Staten naar Duitsland migreerde werd ik me pijnlijk bewust van de macht van mijn Amerikaanse paspoort. Voorheen had reisvrijheid voor mij simpelweg betekend dat ik kon kiezen waar ik wilde wonen. Naarmate de ontwikkelingen gedurende dit jaar ernstiger werden, begon ik mijn aannames hierover te bevragen. Het is domweg een kwestie van geluk dat ik een witte Amerikaanse vrouw ben, wat mij toegang geeft tot vrijheden die Alan Kurdi niet had – vrijheden die waarschijnlijk zijn leven zouden hebben gered. Terwijl hij duizenden kilometers bij mij vandaan overleed, begon ik te beseffen hoe ik zelf betrokken was bij dit verhaal. Waar en in welke familie we geboren worden is pure willekeur, maar geen land bestaat in isolatie, en momenteel zeker niet. Als burgers moeten we begrijpen hoe we deel uitmaken van een groter verhaal, en welke geschiedenissen en systemen hebben bijgedragen aan de vorming van onze specifieke nationale en individuele verhalen.
Het begrijpen hoe we als individuen indirect betrokken zijn bij geopolitieke gebeurtenissen is een thema in het werk van kunstenaar Yael Bartana, wier film Tashlikh (Cast Off) uit 2017 is opgenomen in de tentoonstelling Freedom of Movement. De titel verwijst naar het Joodse ritueel waarin voorwerpen in een rivier worden gegooid bij wijze van boetedoening voor zonden die men begaan heeft. Voor deze film vroeg Bartana overlevenden en daders van de Holocaust, de Armeense Genocide en de huidige etnische zuiveringscampagnes in Soedan en Eritrea om voorwerpen weg te gooien die hen met deze gebeurtenissen verbinden. Door eigendommen van personen aan weerszijden van deze conflicten te vermengen, suggereert Bartana’s werk dat erkenning en acceptatie van het verleden wellicht een verplichting is die wij ten aanzien van de wereld, maar ook ten aanzien van onze eigen sociale omgeving dragen.
In eerste instantie zag ik vrijheid van beweging puur als een mogelijkheid, waarmee ik niet erkende dat mijn realiteit geen universele was, maar een die diep gevormd is door het privilege dat verankerd is in huidskleur, sociale klasse, gender- en seksuele identiteit en functionaliteit. Het werk van kunstenaar Rory Pilgrim maakt duidelijk dat privilege invloed heeft op absoluut iedereen, of we dit nu erkennen of niet. Via de productie van concerten, muziekvideo’s en albums creëert Pilgrim samenwerkingen waarin zorg en wederzijdse ondersteuning centraal staan, en waardoor mensen met uiteenlopende achtergronden samenkomen en uitdrukking aan zichzelf kunnen geven.
Op vergelijkbare wijze organiseert kunstenaar Jonas Staal in zijn doorlopende project New World Summit ‘alternatieve parlementen’, zoals hij ze zelf omschrijft, waarin perspectieven worden belicht van mensen en groepen die stateloos zijn, op zwarte lijsten staan of op andere manieren uit democratische processen worden buitengesloten. Zoals we in deze werken zien, kan privilege voortkomen uit geschiedenis of biologie, geluk of sociale processen, en vormt het elk aspect van onze levens. Vanwege privilege kan een witte man onbewust vinden dat hij meer rechten heeft dan een zwarte man, en sluiten veel publieke ruimtes onbedoeld mensen met beperkingen buiten doordat de architectuur niet voor hen toegankelijk is.
Hoewel privilege vaak wordt onderzocht door degenen die een gebrek daaraan hebben, is het minstens even– zo niet vooral – belangrijk om dit onderwerp ook vanuit machtsposities te beschouwen. Basir Mahmoods film Monument of Arrival and Return heeft stationskruiers in Pakistan als onderwerp, een beroep dat wijdverspreid was tijdens het koloniale bestuur van het land. Voor zijn film gaf Mahmood een lokaal productiebedrijf opdracht om de mannen die voorwerpen uit zijn huis wegdroegen te filmen, waarmee niet alleen zijn status als auteur maar ook zijn economische positie ten opzichte van de kruiers ter discussie wordt gesteld.
Meer op het conceptuele vlak herleidt het werk van kunstenaar Falke Pisano hoe het idee van ‘de ander’ of ‘het andere’ historisch geproduceerd is, in taal en in de natuurwetenschappen. Via grondige lezingen van literaire en historische teksten onderzoekt zij hoe grondregels van het westerse gedachtegoed – van wetenschappelijke richtlijnen tot wiskundige principes – voortkomen uit specifieke sociaaleconomische en culturele contexten. Hoewel het wellicht voor sommigen verleidelijk is om dit alles te zien als onderdeel van een gesprek over identiteitspolitiek dat alleen betrekking heeft op specifieke groepen, is verdieping in de rol van privilege van essentieel belang om onszelf in de wereld te begrijpen – en om bijvoorbeeld te begrijpen hoe de mogelijkheid tot vrij bewegen vastgeklonken is aan kansen en sociale mobiliteit.
(...) verdieping in de rol van privilege is van essentieel belang om onszelf in de wereld te begrijpen
Een opslagplaats voor het geheugen
Hoe we onszelf leren te begrijpen ten opzichte van anderen, vooral met betrekking tot nationale identiteit, is een proces waaraan we allemaal deelnemen. Gloria Wekker, emeritus hoogleraar Gender en Etniciteit aan de Universiteit Utrecht, bespreekt dit proces door middel van het begrip ‘cultureel archief’, een term die via postkoloniaal theoreticus Edward Said bekendheid verwierf. Het cultureel archief is een collectief depot van verhalen, zegswijzen en andere vormen van kennis waaraan individuen hun bestaan in de wereld meten, wegen en valideren. Het is ‘een opslagplaats voor het geheugen’, schrijft Wekker in haar boek Witte Onschuld: Paradoxen van kolonialisme en ras (2016; NL vert. 2017). Het bestaat ‘in de hoofden en harten van mensen in de metropool; de inhoud ervan is echter eveneens stilletjes opgeslagen in het beleid, in organisatorische regels, in populaire en seksuele culturen en in gewone alledaagse kennis.’1
Het is moeilijk te bevatten hoe diep dit culturele archief in ons dagelijks leven verankerd is, en hoe nauw de nalatenschap van het kolonialisme hiermee verweven is. Neem bijvoorbeeld de simpele gewoonte van ’s ochtends koffie drinken, iets wat miljoenen Nederlanders dagelijks doen. Dit kan worden herleid tot de 18e eeuw, toen koloniale plantagehouders op Java het Nederlandse koloniale bewind hielpen om over de ruggen van uitgebuite Indonesische arbeiders een internationale koffiehandel op te bouwen. Zo is ook de Engelse voorliefde voor zwarte thee een direct voortvloeisel uit de koloniale geschiedenis van Engeland in India – Engelse thee wordt zelfs bereid met suiker en melk, net als Indiase chai. Hoewel zulke verbanden misschien onopgemerkt blijven, zijn vele aspecten van het dagelijks leven in Nederland, zo stelt Wekker, ‘gebaseerd op vierhonderd jaar Nederlandse imperiale heerschappij’. De kern van haar argument is dat de Europese identiteit fundamentele veranderingen heeft ondergaan onder invloed van kolonialisme en slavernij – ook al worden deze geschiedenissen doorgaans weggewuifd als zijnde lang geleden, in gebieden ver weg van Europa.
Natuurlijk vormt het cultureel archief ook de levens van degenen die daarin historisch gezien nooit erkend zijn. Het werk van kunstenaar Danielle Dean adresseert de geschiedenis van het kolonialisme via hedendaagse vormen van identificatie, en met name via de manier waarop adverteerders verschillende groepen proberen te bereiken op basis van ethniciteit en sociale klasse. Ook Joy Mariama Smith verkent ondergeschoven vormen van racisme door te onderzoeken hoe gevoelens en indrukken zoals boosheid en aandoenlijkheid op zwarte mensen worden geprojecteerd, in dagelijkse conversatie maar ook in populaire media.
Discussies over de langetermijneffecten van het postkolonialisme in Nederland hebben voor ongekende politieke verdeeldheid gezorgd. Zoals mijn collega Jeanette Bisschops in haar essay voor deze tentoonstelling observeert, hebben recente initiatieven om de koloniale geschiedenis van het land onder ogen te zien, bijvoorbeeld de beweging om Zwarte Piet af te schaffen, het werk van de politieke partij BIJ1 en de publicatie van Wekkers boek, een debat geopend over het nauwelijks onderkende maar fel verdedigde gevoel van wit centralisme in de Nederlandse culturele identiteit. Het werk van Wekker en andere Nederlandse dekolonialisten zou terzijde geschoven kunnen worden als louter betrekking hebbende op minderheden, maar is in feite cruciaal om tot een meer holistisch begrip van de Nederlandse identiteit als geheel te komen. Een op de zes Nederlandse personen heeft een migrantenachtergrond, en er wonen ruim 180 verschillende nationaliteiten in het land.2,3 Welbeschouwd is het een mirakel dat het algemene idee van een Nederlands persoon in Nederland toch een witte persoon van christelijke afkomst is.
Het werk van Deniz Eroglu toont de effecten die beperkende ideeën over nationaliteit kunnen hebben op mensen met een diverse achtergrond. Eroglu groeide op in Denemarken als zoon van een Deense moeder en een Turkse vader. Zijn werk adresseert op scherpe en soms humoristische wijze de stereotypes waarmee hij in zijn moederland wordt geconfronteerd. Eroglu’s ervaring is geen geïsoleerd geval, maar een bekend fenomeen voor vele eerste- en tweedegeneratie allochtonen. Hoewel miljoenen mensen over de hele wereld opgroeien met West-Europese talen terwijl ze de culturele normen van samenlevingen op duizenden kilometer afstand absorberen, worden ze binnen diezelfde landen bejegend als ‘anders’.
In de film Brussels, 2016 van Sara Sejin Chang (van der Heide) worden patronen van uitsluiting op gevoelige wijze verkend. De film, geschoten tijdens de nasleep van de terroristische aanslagen in de Belgische hoofdstad in 2016, is gestructureerd rondom een brief aan de moeder van de kunstenaar in Zuid-Korea, en biedt een persoonlijke blik op de nog steeds voortdurende invloed van westers imperialisme in dagelijkse interacties.
Dit zijn slechts twee voorbeelden van de steeds toenemende verbondenheid van onze wereld. Als we het concept van vrijheid om te bewegen breder zouden interpreteren – niet alleen met betrekking tot migratie, maar ook als bewegingsvrijheid in relatie tot de geschiedenis van het kolonialisme en de machtsstructuren die onze individuele perspectieven vormgeven – zouden we kunnen komen tot een vocabulaire dat een bredere notie van gemeenschappelijke empathie en burgerlijke verantwoordelijkheid ondersteunt. Als publieke kunstinstelling heeft het Stedelijk een reden, zo niet een verplichting, om een plek te bieden aan deze discussies door het tentoonstellen van werken die ingaan op deze maatschappelijke kwesties. De politiek heeft weliswaar een impasse bereikt, maar esthetische ervaringen hebben wellicht nog steeds potentie om aan te zetten tot reflectie.
Iemand zou zich kunnen afvragen waarom een Amerikaanse curator een Nederlandse nationale tentoonstelling over zulke gevoelige onderwerpen organiseert. Als een witte en buitenlandse vrouw heb ik een gemengd perspectief, tegelijk dat van insider en van outsider.
Ik verhuisde in april 2017 van Berlijn naar Amsterdam om voor het Stedelijk te werken, en sindsdien bekroop me het gevoel dat Nederland – minstens evenzeer als andere westerse landen – worstelt met zaken op het gebied van ethniciteit, gender, feminisme en functiebeperkingen. Terwijl de felle debatten en de inzet van Nederlandse activisten langzaam verandering aanbrengen in de alledaagse kaders van het leven in Nederland, is er ook een wereldwijde opmars van openlijk racisme, seksisme en discriminatie vanwege functiebeperkingen – het soort uitingen dat tot voor kort nooit in het openbaar gemaakt zou zijn.
Zulke retoriek is steeds vaker verbonden aan populistische politiek waarmee juist de eigen aanhang wordt gediscrimineerd. In haar video Robota vat Verena Blok deze paradox treffend door twee Poolse broers te filmen die regelmatig naar het Verenigd Koninkrijk reizen om als migrant-bouwvakkers extra geld te verdienen, en desondanks de isolatiepolitiek van het toenemend nationalistische Polen ondersteunen.
Het museum en het cultureel archief
Aangezien het Stedelijk Museum gemeentelijke ondersteuning ontvangt en vaak door schoolklassen wordt bezocht, speelt het een belangrijke rol in de vorming van het cultureel geheugen, en in het verlengde daarvan de Nederlandse identiteit. De organisatie bestaat al bijna 125 jaar, heeft de grootste collectie hedendaagse kunst en vormgeving van Nederland, en vertegenwoordigt als zodanig de creatieve output en het culturele gezicht van de stad Amsterdam – een essentieel onderdeel van het Nederlandse cultureel archief. Elke twee jaar organiseert het museum de Gemeentelijke Kunstaankopen: een thematische, door de stad gefinancierde tentoonstelling met het doel om hoogstaande kunst van in Nederland werkende kunstenaars aan te kopen. In deze editie wilde ik specifiek ingaan op het begrip ‘Nederlands talent’ (een terugkerend onderwerp binnen Nederland) en daarmee een thema aandragen dat noodzakelijke discussies over de Nederlandse culturele identiteit zou stimuleren.
Ook de jury stond bijzonder open voor werken die de autoriteit van kunstorganisaties bevragen. Door levendige maar ook vrijelijk toegankelijke websites te maken, doet Rafaël Rozendaal eigenlijk precies dat. Op vergelijkbare wijze benadrukt Remco Torenbosch de spanning tussen de zalen van het Stedelijk – het openbare gezicht van de instelling – en haar private kantoren, waar de gesprekken over tentoonstellingen en aankopen plaatsvinden.
Bijna vierhonderd kunstenaars die in Nederland wonen, reageerden op de open uitnodiging voor de Gemeentelijke Kunstaankopen. Tijdens het beoordelen van de inzendingen werd duidelijk dat veel kunstenaars, en vooral degenen met een minder bevoordeelde of zelfs duidelijk achtergestelde afkomst, geen inspiratie vonden in het thema ‘freedom of movement’ en juist een gebrek daaraan observeerden. Hun creatieve strategieën waren vaak op confrontatie gericht. Deze inzendingen vormden een sterk contrast met het werk van kunstenaars met een witte achtergrond, die vaak teruggrepen op fabels en andere abstracties om zich tot het thema te verhouden. De jury had als taak het beste van beide benaderingen te vertegenwoordigen, en een brug tussen de twee te slaan.
De veelheid aan interpretaties leidde tot fascinerende discussies binnen de vijfkoppige jury. Deze bestond uit kunstenaar Harm van den Dorpel, choreograaf Ligia Lewis (in juli 2017 voerde zij haar werk minor matter
uit in het Stedelijk), performance-curator Susan Gibb,Juha van ’t Zelfde, muzikant en programmaleider van het Shadow Channel (Sandberg Instituut) en mijzelf. In drie dagen van persoonlijke interviews in maart brachten wij onze lijst van kunstenaars terug tot twintig.
De juryleden droegen er zorg voor een kunstenaarslijst samen te stellen die de diversiteit van Nederland uitdraagt, maar ook erkent hoe historische en politieke omstandigheden er eerder toe hebben geleid dat bepaalde personen en groepen voorrang boven andere kregen. Dit was geen eenvoudige taak. Het viel op dat het merendeel – ruim negentig procent – van de aanmeldingen afkomstig was van witte kunstenaars uit de middenklasse. Dit is geen reflectie van de samenstelling van de Nederlandse samenleving, en geeft aan dat het Stedelijk zich van oudsher met het idee van een specifiek soort Nederlandsheid heeft geïdentificeerd. Terugkijkend lijkt het erop dat kunstenaars met bepaalde achtergronden zich niet vrij voelen om op een open oproep te reageren omdat ze zich ook historisch gezien niet vertegenwoordigd voelen door het museum.
De Gemeentelijke Kunstaankopen zijn dit jaar gericht op ‘time-based media’, waaronder gewoonlijk werken op het gebied van video, dia, film, audio, performance of computermedia worden geschaard. In dit opzicht verwijst de tentoonstellingstitel ‘Freedom of Movement’ naar de beweging van beelden. Dit veld herbergt ook choreografie en dans: het werk HIGHER xtn. van Michele Rizzo onderzoekt bijvoorbeeld hoe in een nachtclub dansen een transcendentale, bijna religieuze ervaring kan zijn. Tijdens mijn werk aan deze tentoonstelling begon ik te denken dat time-based media bijzonder geschikt lijken om de politieke kwesties binnen de reikwijdte van de tentoonstelling aan te kaarten. In zijn driekanaals video-installatie Non-Linear Trajectories combineert Juan Arturo García een audio-vertelling met driedimensionale scans van het kantoor van de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), om commentaar te geven op de stressvolle en onvoorspelbare beleving van immigratie – en groeiende spanningen in grensgebieden overal ter wereld.
Zoals we met Alan Kurdi zagen, zijn fotografische media cruciaal voor het vertellen van migratieverhalen. Toch is betrokkenheid bij de uiteenlopende dimensies van migratie niet puur een kwestie van afzonderlijke momenten vastleggen. Kunstenaar Angela Melitopoulos heeft prangend geschreven over de fragmenterende aard van de migrantenervaring, de shock van een werkelijkheid achterlaten en aankomen in een nieuwe, vaak conflicterende realiteit. Ze schrijft:
As a migrant one lives in a world of differences, singularities, heterogeneities (the “here” that one has migrated into and the “there” that one comes from; the mother tongue and the language that has to be learned and the culture that has to be adapted). One lives several worlds at the same time, but cannot reduce them to one world: they have to be allowed to exist simultaneously… Through the movement situation of migration, a way of thinking developed with photography, film and video technology that must comprise the spaces of imagining and the dimension of distribution, which records journeying, here/there narratives, and processes of de- and re-territorialization. Image production is a vital mechanism of migration, because movement is communicated through it and it is constituent for the spatial relationships of diaspora.1
Volgens Melitopoulos is het de handeling van videomontage zelf die ruimte biedt om de meervoudige, uiteenlopende waarheden waarmee elke migrant worstelt een esthetische vorm te geven. Cruciaal voor Freedom of Movement is de vaardigheid van een kunstenaar in het creëren van vertellingen die zich in de tijd ontvouwen, waarmee ze niet alleen hun eigen, persoonlijke verhalen, maar ook een gedeelde ervaring vertegenwoordigen.
Met het toenemende politieke bewustzijn dat in het westen werd aangewakkerd door bewegingen zoals Black Lives Matter, #MeToo en Kick Out Zwarte Piet worden de werkelijkheden die altijd al voor migranten golden nu steeds universeler. Sinds de opkomst van het internet en handheld apparaten zoals de smartphone zijn we steeds dieper verbonden met nieuwsontwikkelingen, die tegenwoordig een 24-uursritme hebben. Nieuwsconsumptie is verslavend, en verandert de manier waarop we naar de wereld kijken. Ook verandert het de manier waarop de werkelijkheid wordt gemedieerd. Neither of Us is Powerless van kunstenaar Jort van der Laan richt zich bijvoorbeeld op de verschillende soorten technologie op luchthavens, van complexe machines voor irisscans tot eenvoudige massagetafels waar afleiding kan worden gezocht. Tegelijk reflecteren de mediakunstpioniers van JODI op het feit dat onze mobiele telefoons eigenlijk ook dienstdoen als dagelijkse surveillance-media, en benadrukt Melanie Bonajo hhoe zaken die online plaatsvinden soms nauwelijks een relatie hebben met wat er eigenlijk gebeurt in de wereld. In haar film Progress vs Sunsets: Reformulating the Nature Documentary vraagt ze waarom we op het internet zo graag beelden van dieren zien, terwijl we dieren tegelijk stroperij en ontbossing aandoen.
De thema’s in de tentoonstelling Freedom of Movement lopen sterk uiteen, maar meerdere ervan raken aan de biologische consequenties van dit verontrustende moment in de geschiedenis. De sculpturale werken van Isabelle Andriessen bieden een verbeelding van het menselijk lichaam na een milieucatastrofe. Het computer-gegenereerde animatiewerk Infection Drivers van Kate Cooper beschouwt de vitaliteit van het menselijk lichaam als afhankelijk van een aantal interne processen die mis kunnen gaan. Maar zelfs als onze omgevingen ons bedriegen, of ons zelfs transformeren, kunnen ze niet volledig onze toekomst bepalen. Een optimistische noot in donkere tijden kan misschien het duidelijkst worden gevonden in het werk van de Nederlands-Russische kunstenaar Polina Medvedeva, wier film The Champagne Drinkers de informele autodienst-economie van Rusland in het zonnetje zet en de inventiviteit viert waarmee taxichauffeurs zonder licentie hun inkomen bijeenschrapen in barre tijden.
Alle kunstenaars in Freedom of Movement vragen van bezoekers om hun aannames over sociale betrokkenheid en verantwoordelijkheid tegen het licht te houden; de manier waarop we denken over onszelf, onze buren, onze omgeving, onze wereld. In essentie zijn hun werken bijdragen aan zowel het nationale culturele archief als het idee wat Nederlands-zijn betekent. Toch zijn vele van de onderwerpen waarmee deze presentatie worstelt ook globale fenomenen. De kunstenaars bieden perspectieven en inzichten die ons eraan herinneren dat vrijheid om te reizen niet alleen over de migrantenervaring gaat, of over het plezier van reizen – het is een reflectie op hoe we denken over het mens-zijn, en de rechten die hier al dan niet mee samenhangen. Voor het maken van deze tentoonstelling zag ik reis- en bewegingsvrijheid als iets vanzelfsprekends, maar sindsdien ben ik gaan beseffen dat vaak het tegenovergestelde het geval is – het is een vrijheid waarvoor we moeten vechten.
Karen Archey, conservator hedendaagse kunst en time-based media, Stedelijk Museum Amsterdam
1. Nederlandse vertaling: ‘Een migrant leeft in een wereld van verschillen, unieke en heterogene situaties (het ‘hier’ waarheen iemand gemigreerd is en het ‘daar’ waar de persoon vandaan komt; de moedertaal en de taal die aangeleerd moet worden, en de cultuur die aangepast moet worden). Men leeft in meerdere werelden tegelijk, maar kan deze niet tot een enkele wereld omvormen: ze moeten de mogelijkheid krijgen om naast elkaar te bestaan… Vanwege het bewegingsaspect van migratie heeft zich met fotografie, film- en videotechnologie een manier van denken ontwikkeld die zowel verbeeldingsruimte als het aspect van distributie omvat, en een document vormt van het reizen, de hier/daar-vertellingen en de processen van de- en herterritorialisering. Beeldproductie is een vitaal mechanisme van migratie, omdat hiermee beweging wordt gecommuniceerd en omdat het een kernonderdeel is van de ruimtelijke relaties van diaspora.’