Onderdeel van de
tentoonstelling

Amsterdam magisch centrum Kunst en tegencultuur 1967–1970

7 jul 2018 t/m 6 jan 2019

Longread — 26 jul 2018 — Gert Hekma

Rond 1968 vond er een omslag plaats die vaak als seksuele revolutie wordt samengevat. Sociologen  leggen dit uit als een resultaat van secularisering, individualisering, democratisering, vergroening en groeiende welvaart. Mensen gingen minder vaak naar de kerk en keerden zich af van dogmatische vormen van geloofsbeleving. Verzuiling maakte plaats voor ontzuiling. Nieuwe politieke partijen kwamen op, niet verbonden aan de oude orde: PSP, Provo, D66 en de Boerenpartij. Het individu kwam centraal te staan, terwijl men minder afhankelijk werd van groepen zoals families, lokale verbanden, partijen en religies. Dankzij de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog werd er een grote groep jongeren rond 1965 volwassen: zij gingen zich profileren op economisch, politiek, seksueel en cultureel gebied. Dat viel samen met een periode van structurele groei en toenemende welvaart. 

Protest en verzet: 1968 als Gesamtkunstwerk

Tegelijk stond in deze periode protest centraal: vóór zelfbeschikking en tegen autoriteit van kerken, politieke partijen, het leger en wetenschappen zoals psychiatrie. Er was verzet van vrouwen tegen mannen, van kinderen tegen ouders, van gelovigen tegen dominees, van burgers tegen politici, van gekken tegen psychiaters, van soldaten tegen officieren en van studenten tegen professoren. Homo’s kwamen uit de kast, kunstenaars eisten autonomie. Er werd geprotesteerd tegen de atoombom en kerncentrales, koloniale oorlogen, apartheid en tegen dictaturen zoals in Griekenland, Spanje en Portugal. Krakers bezetten gebouwen voor woningen, communes en werkplekken. Provo’s maakten emanciperende plannen voor witte fietsen, ‘wijven’ en ‘homofielen’.
De culturele revolte van 1968 was een Gesamtkunstwerk waarbij integratie van al deze elementen werd nagestreefd. Soms sloten gezagsdragers zich aan bij het verzet. Leraren, anti-psychiaters en activisten schreven voor scholieren en soldaten rode boekjes met informatie over drugs, seks en abortus. Priesters werden arbeiders. Het was een ongehoorde omslag.

De Katholieke en Gereformeerde Kerk – de meer behoudende zuilen – begonnen zich na 1960 zorgen te maken over het seksuele zielenheil van hun gelovigen: er heerste plots een opener moraal over het huwelijk, geboortecontrole, zelfbevrediging en seksuele voorkeuren. Vooruitstrevende psychiaters zoals Kees Trimbos kregen ruimte om hun ideeën op radio en TV bekend te maken. Zelfs liberalen en socialisten liepen achter bij deze prudente voorstellen.
De anarchistische beweging Provo ging nog veel verder: in het eerste nummer van maandblad PROVO werd gepleit voor ‘vrije liefde’ en een ‘volledige amorele promiscuïteit’. Burgers hadden vrijheid van handelen en waren niet afhankelijk van dogma’s en groepsdenken. Provo stond voor tegencultuur, improvisatie en provocatie. Reich en Marcuse waren de filosofen van de seksuele revolutie; Roel van Duyn zocht inspiratie bij Sade die de ‘Verlichting’ op de spits dreef. Dit overigens zonder diens geweld: het motto was immers ‘make love, not war’. Deze leus van hippies en popmuziek zette een stempel op die jaren. 

De provobeweging kwam op in 1965 na de happenings van kunstenaar en anti-rook-magiër Robert Jasper Grootveld. Zulke happenings vonden ook plaats in de kunstwereld, waar het vaak om body art events ging: naaktshows of verven op blote lichamen, spontaan en grensoverschrijdend. Happenings waren alternatief en kunstzinnig en doken overal op – bijvoorbeeld bij debatten en demonstraties. De revolutie was een Gesamtkunstwerk. Daar hoorden ook de hippies bij die op de Dam en in het Vondelpark sliepen en de ‘openbare eerbaarheid’ schonden.

 Cover Gnot, 1967. Provo, International Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam
Cover Gnot, 1967. Provo, International Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam
 ‘Witte Wijven Plan’ in Gnot, 1967. Provo, International Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam
‘Witte Wijven Plan’ in Gnot, 1967. Provo, International Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam

Provobladen en de seksuele revolutie

Overal in Nederland doken lokale Provo-initiatieven op. In Amsterdam publiceerde het tijdschrift Welstaat het ‘kredo’ ‘Alles is mogelijk in de toekomst (…) Geslachtsgemeenschap is altijd, overal met ieder die dat wil, geoorloofd’. Homo en hetero zijn gelijk en overspel bestaat niet meer. Seksuele voorlichting komt er van jongs af aan. Heterostellen die meer dan twee kinderen krijgen, worden verwezen naar een sociaal werker.
Het Rotterdamse Tijdschrift bracht een SM-strip en een verhaal over een zeemansvrouw die het met een hond deed terwijl haar man op reis was. In ‘proletaries maandblad’ Gnot uit Dordrecht publiceerde Irene van de Weetering, later gemeenteraadslid voor Provo in Amsterdam, het ‘Witte Wijven Plan’ dat de vrouw haar oerstatus van genietster moest teruggeven. Volgens haar vormde ongewenste zwangerschap een grote belemmering – dit kon voorkomen worden door alle meisjes het spiraaltje te geven, voorloper van de pil.

Er kwamen professionelere bladen met een betere lay-out, mooiere foto’s en ervaren auteurs. Zo werkten Simon Vinkenoog, Duco van Weerlee en Wim Noordhoek mee aan Knijp, met vrouwen aan de knijpers en beide seksen aan de ‘zeilmode’ van doorzichtig plastic. De auteurs maakten zich druk over racisme en homofobie. Hippe tijdschriften zoals Gandalf, Hitweek en Aloha schreven over muziek, drugs en seks. In 1968 kwamen er contactbladen zoals Sappho met advertenties die later ook in Vrij Nederland en andere tijdschriften verschenen. Ook werden iconische seksbladen opgericht, zoals Candy van Peter J. Muller en Chick van Joop Wilhelmus. Die laatste eindigde na zijn gang langs seksuele variaties zoals lesbische liefde, SM, bestialiteit, groepsseks en pedofilie in de gevangenis vanwege fysieke contacten met zijn jongste dochter. 

Verschillende edities van de tijdschriften Aloha en Hitweek tijdens de tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert-Jan van Rooij.
Verschillende edities van de tijdschriften Aloha en Hitweek tijdens de tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert-Jan van Rooij.

Als voorganger van deze seksbladen bediende Sextant, maandblad van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH), twee groepen: enerzijds gezinnen die informatie wilden over voorbehoedsmiddelen en gezinsplanning, anderzijds seksueel radicale provojongeren die streefden naar een andere wereld van erotiek en relaties, inclusief idealen over politiek en samenleven.  Sextant bood seksuele voorlichting rond coïtus en vruchtbaarheid in de rubriek ‘Wij willen weten’. Daarnaast publiceerde het blad over seks voor vrouwen, over mannen die zo verstokt waren aan zelfbevrediging dat ze niets anders meer konden, over jongeren die dachten dat ze daar ruggenmergtering van kregen, over vrouwen die geen zin in geslachtsgemeenschap hadden, over homoseksuele en andere voorkeuren. Ook waren er themanummers over bijvoorbeeld abortus, softe seks en politiek. Seksuoloog Jos van Ussel werd met zijn proefschrift Geschiedenis van het seksuele probleem (1968) woordvoerder van de NVSH én van de seksuele revolutie.

SEXTANT Jaargang 51, nr. 3, maart 1971. Koninklijke Bibliotheek - Nationale bibliotheek van Nederland, 2016
SEXTANT Jaargang 51, nr. 3, maart 1971. Koninklijke Bibliotheek - Nationale bibliotheek van Nederland, 2016

Provo, kunst en seks

Provo bevrijdde Nederland uit de repressieve Joods-christelijke moraal die het land tijdens de verzuiling had beklemd. Langzaam veranderden de fundamenten van de seksuele en culturele moraal. Provo stond voor autonomie, burgerschap en een permanente revolte tegen de status quo van een ‘klootjesvolk.’
Er ontstonden radicale kunststromingen zoals nouveau realisme en Zero, op straat verschenen nozems en provo’s. Het conservatieve Nederland veranderde door de seksuele revolutie in één van de progressiefste landen van Europa. Deze explosie van vrijheid, zelfexpressie en transgressie bracht oude structuren aan het wankelen.

Herman Scheerboom, Levende Opjekten Sjoo, 1969. © Het Geheugen van Nederland, Koninklijke Bibliotheek - Nationale bibliotheek van Nederland, 2016
Herman Scheerboom, Levende Opjekten Sjoo, 1969. © Het Geheugen van Nederland, Koninklijke Bibliotheek - Nationale bibliotheek van Nederland, 2016

Naast politiek activisme ontstonden er vernieuwende bewegingen in de kunsten: op het toneel met Aktie Tomaat, in de muziek met Aktie Notenkraker. Binnen de beeldende kunst voltrok zich de opkomst van body art, pop art, conceptuele kunst, fluxus en arte povera. Er kwam meer aandacht voor kunst van vrouwen en homo’s. Galeriehouders als Riekje Swart, Felix Valk, Art & Project en Rob Jurka brachten nieuwe namen en kunststromingen in hun galeries; de nadruk lag op avant-garde en het verleggen van grenzen. De Japanse kunstenaar Yayoi Kusama beschilderde als performance de blote Jan Schoonhoven en Joop Schafthuizen met ‘polka dots’. In 1967 verscheen Phil Bloom als eerste naakt op TV in het iconische programma Hoepla. Yoko Ono en John Lennon hadden hun ‘Bed-in’ tegen de (Vietnam)oorlog in het Hilton Hotel. Schrijvers als Gerard Reve, W.F. Hermans, Harry Mulisch, Remco Campert en Jan Cremer verrijkten de literatuur met nieuwe thema’s en woorden zoals ‘ezelsproces’. Er ontstonden culturele en seksuele pleisterplaatsen voor provo’s, kunstenaars, journalisten en buitenbeentjes. In de woning van vormgever Benno Premsela vergaderde het COC en Galerie 20 van Felix Valk was er gevestigd. Er werden diners gegeven waar men elkaar ontmoette en disciplines elkaar kruisten. Er waren meer van dit soort huizen in de stad. Bewoners en bezoekers ontmoetten elkaar in de COC-dancing, de wereldberoemde ‘vleesmarkt’ van het DOK, de stijlvolle bar Fiacre en op de straten van de stad waar seks en kunst mengden. Deze ontmoetingsplaatsen droegen in belangrijke mate bij aan de faam van Amsterdam.

Emancipatie van vrouwen en homo’s

Er gebeurde nog veel meer. Gehuwde vrouwen kregen meer financiële en seksuele speelruimte. Vrouwen en meisjes kregen toegang tot de pil en – na een stevige strijd – het recht op abortus. Het aantal kinderen nam sterk af. Man-Vrouw-Maatschappij (MVM) en Dolle Mina vertegenwoordigden met ‘baas in eigen buik’ een nieuwe fase in het feminisme; de homobeweging kwam uit de kast, ging de straat op en werd ‘baas in eigen kont’.
Met ruim 200.000 leden was de NVSH halverwege de jaren zestig fakkeldrager van geboortebeperking en seksuele revolutie. Voorzitter Mary Zeldenrust-Noordanus stelde op de jaarvergadering in 1967 voor om niet alleen de meeste zedenwetgeving af te schaffen, maar verschillen tussen mannen en vrouwen weg te poetsen. Hoewel haar voorstel voor 2000 was bedoeld, waren de meeste wetswijzingen tien jaar later al verwezenlijkt. Na 1968 kregen burgers al snel recht op voorbehoedsmiddelen en mogelijkheden tot echtscheiding; prostitutie werd getolereerd; pornografie werd beschikbaar; de verboden leeftijd voor homoseks werd verlaagd van 21 naar 16 jaar. Vrouwen waren geen tweederangs burgers meer; homoseks werd na 1970 niet meer beschouwd als zonde, misdrijf of ziekte. Het waren geweldige vernieuwingen voor iedereen die ermee te maken had. Dankzij de seksuele revolutie werd Nederland een andere wereld voor vrouwen, homo’s, lesbo’s en andere seksuele minderheden – en uiteindelijk voor iedereen.

Van naaktshows tot sekstijdschriften: de revolutie bereikt een hoogtepunt

In 1968 kwam het Kiets Konservatorium met een spontaan ontstane naaktshow genaamd ‘Depressief Erotisch Panorama’. De show had succes in de Amsterdamse poptempels van die tijd: Paradiso, Fantasio en Melkweg. In Appeal kwam een ‘Ritmiese Pornografie Sjoo’. Kunstenaar Hans Frisch bracht op diverse plekken zijn ‘Levende Opjekten Sjoo’ met ‘stripties’ en ‘stotterzangkoor’. Naast politieke grappen passeerden hierin vele seksuele variaties de revue: homo- en heteroseks, lesbische liefde, masturbatie en zoöfilie. Het publiek kon het grote geslachtsdeel van Frisch wel op prijs stellen – in tegenstelling tot de bestialiteit (tenzij het met speelgoedbeesten was). De gemeente wilde de show verbieden, maar de seksuele revolutie blies zulke autoritaire impulsen van tafel.

Levende Opjekten Sjoo in Gandalf tijdens de tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert-Jan van Rooij.
Levende Opjekten Sjoo in Gandalf tijdens de tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert-Jan van Rooij.

In 1969 verscheen het Engelstalige blad Suck. The First European Sex Paper van William Levy, Heathcote Williams, Germaine Greer, Willem de Ridder, Susan Janssen en Lynne Tillman. Beroemde kunstenaars als William Burroughs, Bernard Willem Holtrop en Ed van der Elsken leverden bijdragen. Suck valt, naast de bezetting van het Maagdenhuis, als een hoogtepunt van deze periode te zien. Het stond vol contactadvertenties, schuwde geen expliciete illustraties of thema’s als incest, bestialiteit of pedofilie, kwam op voor vrouwelijke autonomie en lustbeleving, bood een lijst van 22 seksualiteiten, een gay guide voor Europa en een wilde styling.

 Naakt in tijdschriften tijdens de tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert-Jan van Rooij.
Naakt in tijdschriften tijdens de tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert-Jan van Rooij.

Suck publiceerde de tekening ‘Fuck the World’ (een jongen die zijn lul door de aardbol steekt) van Theo van den Boogaard, evenals een frontale afbeelding van een naakte Germaine Greer. Het laatste nummer beschreef de wandeling van ‘The virgin sperm dancer’, een androgyne jongen, door Amsterdam. Het blad stond voor mengen van seksen en seksualiteiten zoals hippies hadden gekozen voor androgyne en kleurrijke kleren.

De erfenis van de seksuele revolutie

Na 1970 leek de seksuele revolutie over haar hoogtepunt heen. Toch heeft deze korte periode van transgressie van normen, seksuele vrijheid en individuele autonomie voor altijd een stempel op Nederland gezet.
De samenwerking tussen sociale en politieke klassen bleek een kortstondige droom geweest. Vrouwen begonnen mannelijk seksisme te bekritiseren; linkse mannen keerden zich tegen consumentisme en liberalisme. Het was gedaan met experimenten van seksen en seksualiteiten, transgressie, bloot, nieuwe vormen van leven en kunst, en de roep om een permanente revolte. Het Gesamtkunstwerk waarin alles samenkwam, van kunsten tot seksuele variaties, viel weer uiteen.
Burgers keerden terug naar hun traditionele netwerken en werden eerder risicomijdend dan -zoekend. Bij de NVSH verdwenen de hetero’s want zij konden ‘overal’ terecht. Er werden speciale groepen opgericht voor transen, BDSM’ers, exhibitionisten fetisjisten en pedofielen; homo’s gingen naar het COC en de rest verdween met een kluitje in het riet. Van Ussel nam ‘afscheid’ van een ‘eng-seksuele’ drift die gedreven werd door een prestatiemoraal. In de kunsten werd nog wel gemixt, hoewel hoge en lage kunst nauwelijks bij elkaar waren gekomen.

Tegenwoordig zien steeds meer mensen autonomie en zelfexpressie als vormen van liberalisme en egoïsme. De verovering van de wereld die de avant-garde had verwacht, verviel in kritiek op neokolonialisme en identiteitspolitiek. De traditionele normen van sekse en seksualiteit zoals paar, coïtus en privé bleken – ondanks alle geboden alternatieven – springlevend. De seksuele revolutie had veel vernieuwingen gebracht maar tegelijk was een oude kern hetzelfde gebleven.

OVER DE AUTEUR
Gert Hekma was van 1984 tot en met 2017 docent homo- en genderstudies Universiteit van Amsterdam. Hij is gespecialiseerd in de sociologie en geschiedenis van (homo)seksualiteit en deed onderzoek naar onder andere de acceptatie van homoseksualiteit en de seksuele revolutie in de jaren 1960 en 1970. Daarnaast schreef hij over schrijvers als Louis Couperus, Jacob Israël de Haan en Gerard Reve.