Nieuws — 10 nov 2017

Bedroefd maar dankbaar voor alles wat hij voor de kunsthistorische wereld en het Stedelijk Museum heeft gedaan, gedenken wij Joop Joosten. Hij was kunsthistoricus, specialist in de kunst van 1890 tot 1950 en een van de bekendste Mondriaan-deskundigen ter wereld.

In 1956 werd hij aangesteld aan het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag, waar hij hoofd werd van de afdeling moderne kunst. In die tijd gaf hij bronnen uit over de historische waardering van het Nederlandse modernisme van de eerste helft van de 20ste eeuw, die nu nog als naslagwerk worden gebruikt. Vanaf 1969 tot aan zijn pensionering in 1991 was hij verbonden aan het Stedelijk Museum als hoofdconservator wetenschappelijke documentatie. Zijn levenswerk, de oeuvrecatalogus van Piet Mondriaan, geschreven in samenwerking met Robert Welsh, verscheen in 1998. Ook voor de kennis over Malevich, van wie het Stedelijk een grote collectie werken bezit en waarvoor het als documentatiecentrum fungeert, is de expertise van Joosten onmisbaar en dat geldt tot op de dag van vandaag. Van de consciëntieuze manier waarop hij literatuuronderzoek deed naar de 19de-eeuwse werken in de collectie plukken we nu nog de vruchten. Onderzoekers -  zowel gevestigde academici als beginners - evenals oudere collega’s van het museum herinneren zich de genereuze manier waarop hij altijd belangstelling toonde en zijn enorme kennis met hen deelde. 

Joop Joosten en het Stedelijk Museum

Om in de geest van Joosten zo dicht mogelijk bij de bronnen te blijven, kunnen we zijn betekenis voor het Stedelijk denk ik het beste beschouwen door de bril van oud-collega’s als conservator Ad Petersen en van Joostens directe opvolger Geurt Imanse. Petersen schetste wat Joosten in 1969 eventueel had aangetroffen op het gebied van registratie en documentatie: in zijn laatste jaren als directeur van het Stedelijk had Willem Sandberg aan Petersen gevraagd ‘Kunt u niet even een catalogus van die collectie van het Stedelijk maken?

 ‘Nou’, had Petersen gezegd, ‘zo eenvoudig is dat niet, want hebt u die inventariskaarten van de collectie wel eens bekeken? Daarvan is er vrijwel geen één hetzelfde [qua verstrekte gegevens, MR].’ Er viel dus het nodige te verbeteren. Ter verdere illustratie hier enkele passages uit een lezing die Imanse hield op een symposium ter gelegenheid van het eredoctoraat dat Joosten in 2006 ontving aan de Universiteit van Amsterdam. 

Wat Joosten zoal verbeterde en invoerde: ‘niet alleen de veel preciezere beschrijving van de kunstwerken, maar ook de gegevens van materialen en technieken, de dateringen, de afmetingen [oud-medewerkster Gerda Bakker vertelde mij ooit dat ‘Joop gerust in zijn driedelig pak op de grond ging liggen in het depot om me te helpen met het correct opmeten van de werken’, MR], de opschriften op de achterkant van schilderijen, de tentoonstellings- en literatuurgegevens. […] Aan Joosten is het ook te danken dat per kunstenaar of soms ook per kunstwerk een documentatiemap werd aangelegd […] zodat een gang naar het archief vermeden kon worden.’ 

‘Goed, die catalogus, van Sandberg-Petersen, die kwam er dus niet […] eind 1970 kwam er wél een collectiecatalogus van het Stedelijk Museum uit, de “smalle blauwe” zoals hij in de Stedelijk Museum volksmond heet. Ik neem aan dat Joosten zich daarmee al bemoeid heeft, zo ja, dan is dat in het colofon ervan niet vermeld. Dat was toen ook nog niet gebruikelijk: het gezicht van het museum was de directeur en de collectiecatalogi werden door kaboutertjes gemaakt.’ Aangekomen bij Joostens ‘magnum opus op dit gebied’, de catalogus 20 jaar verzamelen. Aanwinsten Stedelijk Museum 1963-1984, die in juli 1984 uitkwam als ‘prelude’ op het afscheid van directeur De Wilde in december van datzelfde jaar, vermeldde Imanse: ‘Maar bij die publicatie staat Joostens naam als samensteller tenminste op de titelpagina, eindelijk gerechtigheid.’

‘Hoewel het eredoctoraat vooral is toegekend voor Joostens […] catalogue raisonné, over Mondriaan, was Joosten bij het Stedelijk Museum toch vooral bezig met Malevich […] De verschillende dossiers in het archief […] tonen Joostens uitgebreide correspondentie hieromtrent, vooral met de Deense Malevich-specialist Troels Andersen, aangaande de publicatie van de teksten van Malevich, op basis van de manuscripten die in de jaren zeventig van de vorige eeuw door het Stedelijk Museum werden verworven (in 1976 verscheen Joostens publicatie over deze manuscripten). Tegelijkertijd is Joosten erin geslaagd een indrukwekkende documentatie met betrekking tot Malevich op te zetten. […] Daarvan is dankbaar gebruik gemaakt voor de tentoonstellingen, publicaties en symposia over Malevich, die in 1988-1989 plaats vonden in Leningrad, Moskou en Amsterdam en daaropvolgend in Washington, Los Angeles en New York, waarbij Joosten zelf nauw betrokken was. En die documentatie wordt nog steeds gebruikt.’

Zo is Joop Joosten van grote betekenis geweest voor de documentatie en beschrijving en daarmee voor de openbaarmaking van de collectie van het Stedelijk Museum. Ons medeleven gaat uit naar zijn familie.

Door Maurice Rummens, wetenschappelijk medewerker van het Stedelijk Museum Amsterdam. Met dank aan Geurt Imanse.